Veteraan Rudi Hemmes (93): “Ik kon niet niets doen…”
Publicatiedatum: 24 juni 2016
Zaterdag 25 juni 2016 is het Veteranendag. Een jaarlijks nationaal evenement waar Nederland zijn meer dan 117.000 veteranen bedankt voor hun inzet in dienst van de vrede, nu en in het verleden.
Veteraan Rudi Willem Hemmes (1923) was 17 toen de Duitsers Nederland in 1940 binnenvielen. Tijdens zijn studie geneeskunde in Utrecht houdt hij zich vooral bezig met het symbolisch verzet, zoals het plakken van briefjes met de tekst: “Leve de Koningin!”. Maar als hij hoog boven zich de Engelse bommenwerpers hoort overkomen beseft hij: die doen tenminste écht iets. Samen met zijn vriend Bob Tusenius besluit hij naar Engeland te vertrekken om het de Duitsers zo zuur mogelijk te maken. Dat is het begin van zijn zuidelijke Engelandvaart. Inmiddels is Hemmes een gewaardeerd veteraan en generaal-majoor b.d. van de Koninklijke Luchtmacht. Een film over zijn persoonlijke oorlogsverhaal vindt u op Klim naar de Vrijheid.
In gesprek met Rudi Hemmes (93)
Hoe denkt een veteraan uit de Tweede Wereldoorlog over de huidige internationale spanningen, wat is zijn grootste angst en was zijn strijd het eigenlijk allemaal wel waard? MAX Vandaag ging in gesprek met oorlogsveteraan Rudi Hemmes.
Meneer Hemmes, u bent veteraan. Maar wanneer is iemand eigenlijk veteraan?
“Als je, op wat voor een manier dan ook, mee hebt gedaan aan de oorlog, ben je een veteraan. Al zat je onderin een schip waar op het dek een gevecht plaatsvond. Ik heb in de oorlog wat gedaan, dus dat maakt mij automatisch een veteraan. Er bestaan echter grote verschillen tussen veteranen onderling. Zo zijn er die de hele oorlog geen moer hebben uitgevoerd en zichzelf een held vinden, en er zijn er bij die heel belangrijke daden hebben verricht, maar dat zelf helemaal niet zo bijzonder vinden.”
Hoe zit dat bij u? U heeft met uw Engelandvaart een belangrijke bijdrage geleverd aan de bevrijding van Nederland. Daar bent u ook voor erkend, u heeft bijvoorbeeld een ereburgerschap van de gemeente Den Haag ontvangen.
“Natuurlijk ben ik trots op wat we bereikt hebben in de Tweede Wereldoorlog, maar ik vind het heel vervelend als iedereen roept: “Kijk wat hij gedaan heeft, hij is een held!” Ik vind namelijk dat ik niets bijzonders heb gedaan.”
“Wat ik wél bijzonder vind is dat er maar zo weinig mensen zijn die iets gedaan hebben in de oorlog. Het was natuurlijk ook niet makkelijk. Er zijn heel veel mensen die ontzettend graag iets hadden gedaan tegen de Duitsers, maar die wisten: als je iets doet, dan word je opgepakt en ga je naar een concentratiekamp. In het ergste geval schieten ze je kapot. Als je een gezin hebt en een baan, dan loop je de kans om alles kwijt te raken. Of erger nog: je gezin raakt jou kwijt. Met die gedachte in het achterhoofd denken mensen wel 2 keer na, voor ze actie ondernemen.”
“Ik zeg wel eens: tijdens de oorlog waren er 8 miljoen Nederlanders. Na de oorlog waren er echter slechts 25.000 mensen geregistreerd in het verzet. Natuurlijk waren er veel meer mensen die iets gedaan hebben tegen de Duitsers, misschien wel 1 miljoen. Maar er waren ook 1 miljoen mensen die zich aan de andere kant bij de Duitsers voegden om tegen de Russen te vechten. Dan blijven er nog steeds 6 miljoen mensen over die dachten: als ik iets doe, krijg ik ruzie met de buren, of ik raak mijn baan of gezin kwijt. Zij hebben niks gedaan. Jammer genoeg werden de mensen die wel iets gedaan hebben na de oorlog overschreeuwd door de mensen die niks hebben gedaan.”
U bent nog steeds heel actief als veteraan. U bent bijvoorbeeld voorzitter van de Stichting Genootschap Engelandvaarders, de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945 en van de Vereniging Oud Strijders Prinses Irene Brigade. Heeft een veteraan een maatschappelijke taak?
“We komen voor de Stichtingen en de Vereniging regelmatig met veteranen bij elkaar, om met elkaar te praten, maar ook om te herdenken. Een van de taken die in mijn ogen bij het veteraan zijn hoort, is vertellen. Wat er is gebeurd, mogen we nooit vergeten. En ik vind dat te weinig mensen weten wat er in het verleden gebeurd is. Mensen die alles beleefd hebben en die erbij waren in de oorlog moeten hun verhaal naar mijn mening dus zoveel mogelijk vertellen.”
“Zodra er een mogelijkheid is om ergens mijn verhaal te doen, dan doe ik dat. En om heel eerlijk te zijn vind ik eigenlijk dat alle veteranen dat zouden moeten doen. Kijk, als het de mensen geen moer interesseert, dan houdt het natuurlijk op. Maar gelukkig komt er vanuit scholen door het hele land steeds meer aandacht voor de oorlog. Kinderen hier in de buurt krijgen bijvoorbeeld de opdracht: “Ga jij nou eens informeren wat er in de oorlog bij jou in de wijk allemaal is gebeurd”. Laten we vooral niet vergeten dat je geen veteraan hoeft te zijn om de oorlog beleefd te hebben. Als je tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld in Den Haag woonde, dan leefde je in de oorlog. Al betekende dat alleen maar dat je om 23:00 uur de deur niet meer uit mocht.”
Is de taak van veteranen door de jaren heen veranderd?
“Ik heb mijn verhaal altijd verteld, dus in dat opzicht niet. Bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei kenden ze ook niet iedereen die aan de oorlog heeft meegedaan. Dus wanneer de media daar aanklopte met een interviewverzoek, zeiden ze vaak: ga maar naar Hemmes. Op die manier heb ik mijn bijdrage altijd kunnen leveren.”
“Ook het Veteraneninstituut speelt hierbij een belangrijke rol. Tegenwoordig is dat gelukkig allemaal een stuk beter georganiseerd en wordt er ook verteld over bijvoorbeeld veteranen uit Libanon of Afghanistan. Het Nederlandse leger is ontzettend actief op verschillende vredesmissies over de hele wereld. En een veteraan is een veteraan, of je nou in Mali, Afghanistan, Libanon of in de Tweede Wereldoorlog hebt gevochten.”
“Velen van hen hebben een onwijze pest aan de tijd dat ze in dienst waren. De dienstplicht was voor veel mannen helemaal niks. Maar als ze nu terugkijken aan die tijd denken ze vaak: “Het was een goeie tijd, ik heb er veel van geleerd. Ik heb geleerd mijn fatsoen te houden, als je hard werkt kom je verder in het leven.” Dit besef groeit veel sneller in de krijgsmacht dan in het burgerleven.”
U heeft in de Tweede Wereldoorlog gestreden voor een veilig en vrij Nederland. Momenteel is er wereldwijd sprake van een verhoogde terrorismedreiging, hoe denkt u daarover?
“Ik weet nog goed dat ik toen ik nog in dienst was, aan iedereen die dat horen wilde vertelde dat er één groot gevaar is voor Europa: de islam. Dit is nog steeds aan de hand, sterker nog: het wordt steeds erger en er gebeurt helemaal niks mee.”
“Het is natuurlijk prachtig om te zeggen: de mensen die het beroerd hebben, die moeten we helpen. En ik vind het ontzettend mooi als mensen, goeie mensen, zich in Nederland veiliger voelen dan in hun eigen land. En natuurlijk moeten we die mensen helpen. Vooral als ze zeggen: ‘Als ik in Nederland ben, dan wil ik me ook gedragen als Nederlander.’ Een goed voorbeeld is bijvoorbeeld Aboutaleb, de burgermeester van Rotterdam. Dat is een bijzonder goeie vent.”
“We moeten ons echter goed realiseren dat er ook schurken tussen zitten. Over hen hoeven we niet te zeggen dat ze zielig zijn, die schurken komen de grens over om de boel in de war te schoppen. Als maar 1 procent van de miljoen islamieten die bij ons de grens overkomen een schurk is, dan zijn we nog steeds de dupe, dat zijn er namelijk nog steeds heel erg veel veel. En de politiek doet er helemaal niets aan. Ik vind dat een vreselijk gevaar.”
U heeft uw leven gewaagd voor de vrijheid. Was het dat dan wel waard?
“In die tijd was het zeker de moeite waard, want je moest wel iets doen om die Duitsers weg te krijgen. Ik voelde enorm de behoefte om in actie te komen, ik kon niet niets doen. Toen ik eindexamen deed op de middelbare school haatte ik de Duitsers. Ik heb pas later begrepen dat ik onrecht haatte. Natuurlijk is niet iedere Duitser een schoft.”
“Toen Hitler in de 30’er jaren aan het bewind kwam, waren veel Duitsers daar dolgelukkig mee. Hij was vooruitstrevend. Hij deed iets aan de laffe politiek en zorgde ervoor dat de werkeloosheid verminderde. Voor veel Duitsers was dit een verademing: eindelijk een goeie vent! Toen hij dingen ging doen waarvan de mensen zeiden: ‘Hé, dat kan niet!’, was het al te laat. Hij had zo’n groot machtsapparaat om zich heen verzameld, daar kon niemand tegenop. Je moest denken aan je baan, je inkomen en je familie. Je wist wel beter dan dat je er tegenin zou gaan. Heel veel mensen zeiden: ‘Ik vind het niks, maar ik ga er ook niks tegen doen. Dat risico neem ik niet!'”
“Er zijn nog steeds veteranen die niet in een Opel rijden, omdat het Duits is. Daar heb ik geen last van. Ik denk dat het goed is wat wij in de oorlog gedaan hebben. Maar we hadden misschien wat langer door moeten gaan. De mannen waar we in WOII tegen vochten, dat zijn de Duitsers van toen. De Duitsers van nu generen zich voor de Duitsers van toen en kunnen ook niets veranderen aan wat er gebeurd is. Met hen moeten we het Europa van de toekomst zien te bouwen!”
Wat moet er volgens u gebeuren om de terrorismedreiging in te dammen?
“Ik denk dat je moet beginnen bij de politiek. Je moet natuurlijk niet zeggen: “Alles wat islam is, is niks.” Dan maak je namelijk direct dezelfde fout als Hitler. De politiek moet uitvogelen hoe ze aan de grens al kunnen zien wie er hulp nodig heeft, en wie er alleen maar komt voor een beter bestaan. De mensen die zorg nodig hebben, moeten we zorg bieden. Deze mensen moeten zich echter wel aan onze normen en waarden aanpassen. Vertel ze, dat als ze in Nederland blijven, dat ze zich moeten gedragen zoals wij dat gewend zijn. Doe je dat niet? Dan moet je met kracht het land weer uit. Daarnaast is het belangrijk dat de vluchtelingen weten dat een toelating tot ons land niet voor de eeuwigheid, amen is. Zodra de situatie in het eigen land herstelt of beter is, moet je weer terug. Wil je je in Nederland vestigen omdat je het zo’n mooi land vindt en de cultuur een warm hart toedraagt? Dan dien je je te gedragen zoals wij dat doen. Kijk bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten. Mensen mogen daar zonder visum maximaal 90 dagen verblijven. Is die tijd op? Dan moet je het land weer uit. Wil je blijven? Dan moet je een examen afleggen. Je moet laten zien dat je weet wat de regels zijn en dat je de taal spreekt.”
Ziet u andere ongewenste ontwikkelingen in Nederland?
“Ik maak me zorgen over de vrijheid van alles mag, en niets is beperkt. Ik vind natuurlijk ook dat alles mag, maar daar moeten wel grenzen aan zitten. Je mag een ander, in mijn ogen, bijvoorbeeld nooit iets onaardigs aandoen. Je moet altijd respect hebben voor een ander. Voor mij is fatsoen één van de belangrijkste waarden van Nederland. Je moet je fatsoenlijk gedragen en als je dat niet kan, dan moet je wegwezen. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor vluchtelingen en immigranten, maar voor iedereen. Vrijheid is in een heleboel dingen om van alles en nog wat te doen, behalve onfatsoenlijk te zijn. Mensen die zo verschrikkelijk onfatsoenlijk zijn en niet weten hoe je met elkaar om moet gaan, zijn een groot gevaar voor ons land.”
Zaterdag 25 juni 2016 is het weer Veteranendag, wat vindt u ervan dat deze dag ieder jaar georganiseerd wordt?
“Het is erg belangrijk dat Veteranendag er is. Je moet zoiets zo nu en dan organiseren, zodat oorlogsveteranen gedwongen worden om naar elkaar toe te gaan. Je weet van te voren al dat ze dat graag willen, maar hebben soms net dat zetje in de rug nodig. Zo’n dag kan veteranen helpen in het verwerkingsproces van alles wat zij hebben meegemaakt. Daarnaast is Veteranendag natuurlijk de perfecte gelegenheid om onze verhalen te vertellen.”
Wat vindt u van de nieuwe traditie, waarbij Nederlanders uit waardering en respect voor de veteranen een witte anjer dragen?
“Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar in het begin een ontzettende pesthekel aan had. Die witte anjer werd altijd gedragen door Prins Bernhard en er dacht geen hond aan om de anjer van de prins te gaan dragen voor iets anders. Nu er niet meer over de prins wordt gepraat, maar er met de witte anjer aandacht wordt gevraagd om de veteranen te herdenken, waarderen en respecteren, vind ik dat op zich een goed idee. En als het betekent dat iedereen die een witte anjer draagt respect heeft voor veteranen, dan vind ik dat zelfs een uitstekend idee!”
Stel uw vraag aan Rudi Hemmes
Heeft u een vraag aan oorlogsveteraan en Engelandvaarder Rudi Hemmes? Stel hem dan in een reactie onder dit bericht. U kunt uw vragen tot zaterdag 25 juni 2016, 21.00 uur stellen. Dhr. Hemmes neemt in de dagen na Veteranendag de tijd om uw vragen persoonlijk te beantwoorden.
Geef een reactie
U moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
geachte heer hemmes,inmiddels door gedoe op de computer om me tijdig op de juistewijze te registreren is het nu al erg laat geworden,maar hopelijk kunt u mijn vraag toch nog beantwoorden.Ik loop er al enige jaren mee rond.
Zelf ben ik van 1930,maar mijn broer was even oud als u.Wij woonden in de vogelwijk in den haag-moesten evacueren in 1942-Klopt het dat u met uw moeder ook in een van de straten van de vogelwijk heeft gewoond en dat haar naam duisenburg was?-als ik het goed spel.
Mijn vader zou namelijk met uw moeder meegedaan hebben met schoonrijdwedstrijden.Mijn vader won zelf in 2 provincies een beker en alshet klopt met uw moeder de beker voor de 1e prijs, – in welke plaats weet ik niet meer-In ieder geval kwam de beker in handen van de vrouwelijke partner van mijn vader.De 2 bekers die hij eerder alleen had verworven kwamen aanvankelijk terecht bij mijn oudste zuster en mijn broer,maar helaas heeft hij nooit meer een derde beker kunnen winnen, die dan bij mij terecht had kunnenkomen-in ieder geval erfde mijn zoon de le beker, die aanvankelijk bij mijn zus terecht gekomen was.Dus werp ik hier nog wel eens een blik op.
M.n. waren de oorlogsjaren er de oorzaak van dat wedstrijdrijden niet meer lukte.
Oorlogsjaren waarin ook hij zijn deel aan bijgedragen heeft omdat hij als zijn baan bij een semi-haags bouwbedrijf had opgezegd gezien de werkzaamheden voor de duitsers bijvoorbeeldbij de bouw van de atlantik wall, en waardoor veel hui zen moesten worden afgebroken.Die tijd heeft hij met zijn technische kennis echter goed gebruikt door zich bij het verzet aan te sluiten en had overeen deel van den haag als genieman het bevel.Zoals bekend is er echter in den haag geen strijd geleverd en behoefden er b.v.geen bruggen te worden opgeblazen.
Het wedstrijdrijden op de schaats is echter na de oorlog niet meer gelukt
Mogelijk als het bovenstaande klopt heeft ook uw moeder het wedstrijdrijden opgegeven?.
Bovenstaande vragen hebben natuurlijk niets te maken met uw ervaringen in de oorlog,maar deze periode is toch ook voor mij onuitwisbaar.Onlangs mocht ik d.m.v. interviews met lagere schoolkindeen uit de 8e groep hierover vertellen.
Ik denk dat er zelfs nu na zoveel jaren nog veel niet bekend is.Met dank voor uw tijd,met vriendelijke groeten lous hanrath- van balen.
Beste Lous Hanrath van Balen,
Wij hebben uw bericht doorgegeven aan de heer Hemmes. Hij moet u helaas teleurstellen, hij zegt het volgende: “Ik heb inderdaad met mijn ouders en mijn zusters in de Vogelwijk in Den Haag gewoond, in de Sijzenlaan en ook wij zijn geevacueerd in 1942. Maar mijn moeder heette niet Duisenburg en zij heeft nimmer aan wat voor wedstrijden dan ook geschaatst.”