amerikaanse presidentsverkiezingen

De Amerikaanse presidentsverkiezingen van na 1945, deel 2

Iedere 4 jaar gaan de Amerikanen naar de stembus om een kandidaat te kiezen voor het presidentschap van de Verenigde Staten. Hier volgt deel 2 van ons overzicht van de race naar het Witte Huis van na 1945 tot heden.

1968: Hubert H. Humphrey jr. (D)-Richard M. Nixon (R)

In april 1968 wordt burgerrechtenactivist Martin Luther King vermoord. In het hele land breken rassenrellen uit. In juni 1968 wordt Robert Kennedy vermoord die tot op dat moment de grootste kans heeft op de Democratische nominatie. Als de rook van de brandende gebouwen het grasveld van het Witte Huis bereikt, stuurt president Johnson het leger de straat op.

Tijdens de Democratische nominaties in 1968 protesteren duizenden anti-oorlogsdemonstranten voor het gebouw. Er breken zware gevechten uit tussen politie en demonstranten die live op de televisie zijn te volgen. Traangas bereikt de hotelkamer van onder andere vicepresident Humphrey. Een deel van de Democraten spreekt zich uit voor de demonstranten, een ander deel steunt de politie. Het begin van de campagne van Humphrey begint verdeeld en dat zal deze race zo blijven. Hij lijkt bij voorbaat al kansloos.

Stille meerderheid

Nixon belooft tijdens zijn campagne de orde te herstellen en richt zijn aandacht op wat hij noemt The Silent Majority, de stille meerderheid. Dat zijn de mensen die hard werken en zich niet bij demonstraties laten zien. Het is die middenklasse die zich overschaduwd ziet door de hard schreeuwende demonstranten. Nixon belooft tevens een einde te maken aan de oorlog in Vietnam.

Vlak voor de verkiezingen kondigt Johnson een moratorium aan voor de bombardementen op Vietnam en hint dat zelfs vrede aanstaande is. Het helpt Humphrey enigszins in de peilingen. Nixon heeft indirect contact met de Zuid-Vietnamese president Nguyễn Văn Thiệu. Hij probeert hem ervan te overtuigen de vredesonderhandelingen te frustreren. De geheime dienst krijgt hier weet van en Johnson is woedend. Hij speelt de informatie door aan Humphrey die er op zijn beurt niets mee doet: hij denkt op dat moment dat hij kans heeft de verkiezingen te winnen. Later krijgt hij hier ontzettend spijt van.

Het is dan ook Nixon die wordt gekozen tot president. De Amerikanen stemmen met 43.42% voor Nixon terwijl Humphrey nipt verliest en 42.72% van de Amerikanen achter zich krijgt. Nixon weet wel de meeste staten te winnen en krijgt de stem van 301 kiesmannen.

amerikaanse presidentsverkiezingen

Richard M. Nixon

1972: Richard M. Nixon (R)-George S. McGovern (D)

George McGovern erft een hopeloos verdeelde partij. Hij is niet de meest geliefde kandidaat: hij wordt gezien als een extreem-linkse activist. Een jaar daarvoor zou senator Edward Muskie de beoogde kandidaat voor de Democraten te zijn. Maar tijdens diens campagne voor de nominatie van zijn partij gebeurt er iets vreemds: het is alsof de republikeinen de strategie van Muskie kunnen lezen. Telkens als zijn kamp naar buiten komt met een voorstel, hebben de Republikeinen er al weet van en komen met een soortgelijk idee.

Watergate

In juni 1972 worden 5 inbrekers gearresteerd in het Watergatecomplex in Washington, het hoofdkwartier van de Democratic Party. Ze proberen afluisterapparatuur te plaatsen. Het blijkt niet de eerste keer te zijn dat ze dat doen. Het is slechts een onderdeel van een groter plan van de Republikeinen om het Democratische kamp te dwarsbomen.
Het zijn 2 journalisten van The Washington Post, Bob Woodward en Carl Bernstein, die dieper en dieper graven en tot de conclusie komen dat de president ervan op de hoogte moet zijn geweest. Van dit politieke drama is een film gemaakt getiteld All The President’s Men met Robert Redford en Dustin Hoffman in de hoofdrollen.

Tijdens de campagne beroept Nixon zich op het succes dat hij heeft op het gebied van buitenlands beleid en dat hij de relatie met China wat weet te ontspannen. Het beëindigen van de oorlog met Vietnam weet hij, ondanks belofte, niet waar te maken. Nixon wint met meer dan 60% van het totaal aantal stemmen en wint in 49 van de 50 staten. Het is één van de grootste overwinningen uit de geschiedenis.

“Ik ben geen boef”

De positie van Nixon wordt onhoudbaar als steeds meer informatie uitlekt over de omvang van de Republikeinse clandestiene handelingen tegen de Democraten. Nixon treedt op 9 augustus 1974 af, onder andere met de woorden “Ik ben geen boef”.

Hij laat de VS achter met een oorlog in Vietnam, een olie-embargo van OPEC vanwege de Amerikaanse steun aan de Jom Kipoeroorlog van Israël tegen Egypte en Syrië en een slechte economie. Vicepresident Gerald R. Ford wordt die dag ingezworen als president. Zijn eerste daad is Richard Nixon te ontslaan van rechtsvervolging. Dit neemt een groot deel van de Amerikanen hem voor altijd kwalijk.

Onder Ford eindigt in 1975 de Vietnamoorlog. Hij weet de economie niet aan de praat te krijgen. Hij onderhandelt met de Sovjet-Unie over wapenvermindering. Tijdens zijn presidentschap is er tweemaal een poging gedaan om Ford te vermoorden. 1 poging is van een volgeling van de sekte van Charles Manson.

1976: Gerald R. Ford (R)-James E. Carter.jr (D)

“Jimmy Carter wil wat worden?”, kopt een krant uit Carters staat Georgia. De gouverneur van Georgia en pindaboer is op het eerste gezicht niet de meest voor de hand liggende kandidaat. Een aantal Democraten vindt de gouverneur van de zuidelijke staat te conservatief voor de partij. Toch wint hij het kandidaatschap voor de Democraten.

Gerald Ford moet het opnemen tegen Ronald Reagan voor de Republikeinse kandidatuur en weet maar nipt te winnen. Ford gaat pas op campagne in oktober van dat jaar. Hij presenteert zichzelf als de geteste president. Ford verwijt Carter tijdens de campagne dan ook een gebrek aan ervaring. Als Carter druk is met campagne, viert Ford het 200 jaar bestaan van de Verenigde Staten groots.

amerikaanse presidentsverkiezingen

Gerald R. Ford

Meerdere vrouwen

Carter leidt na de Democratische conventie de race met ruime voorsprong. Dan geeft hij een interview aan het mannenblad Playboy waarin hij toegeeft “in zijn hart meerdere vrouwen te hebben begeerd dan zijn eigen vrouw”. Dit kost hem veel vrouwelijke religieuze stemmen.

Voor het eerst sinds 1960 wordt de debatten tussen de 2 kandidaten weer live uitgezonden. Het eerste debat wint Ford. Tijdens het tweede maakt de president een uitglijder van jewelste. Hij verklaart dat onder Ford de landen van het Oostblok nooit onder dominantie van de Sovjet-Unie zullen komen hetgeen toch al sinds het einde van WO II het geval is.

Carter wint de verkiezingen met 50,08% van de stemmen tegen 48.02% die Ford weet te vergaren. Carter krijgt de stemmen van 297 kiesmannen tegen de 240 die naar Ford gaan.

Mensenrechten

Jimmy Carter weet tijdens zijn presidentschap verdragen te sluiten over de beperking van nucleaire wapens met de Sovjet-Unie. Hij onderhandelt met Egypte en Israël over vrede hetgeen resulteert in de Camp David-akkoorden. Carter zet de mensenrechten centraal in zijn beleid. Hij weet de Amerikaanse economie in de eerste jaren van zijn presidentschap aan het draaien te krijgen. Hier komt abrupt een einde aan als in 1979 de ayatollah Khomeiny aan de macht komt in Iran en Amerika wederom met een oliecrisis te kampen krijgt. De doodzieke sjah van Iran vlucht en krijgt asiel in Egypte. 52 Amerikaanse burgers en militairen worden gegijzeld in de Amerikaanse ambassade in Teheran. In 1979 valt de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. Een gevolg is onder andere dat veel westerse landen de Olympische Spelen van 1980 in Moskou boycotten.

De Amerikanen zien in Jimmy Carter over het algemeen een zwakke president terwijl hij in de rest van de wereld wordt gezien als een groot staatsman. Vanwege zijn inzet voor de mensenrechten ontvangt Jimmy Carter in 2002 de Nobelprijs voor de Vrede.

amerikaanse presidentsverkiezingen

Ronald W. Reagan

1980: James E. Carter jr. (D)-Ronald W. Reagan (R)

Ronald Reagan wordt eerst bekend als een b-acteur. In zijn jonge jaren is hij een aanhanger van de Democratische partij, maar hij schuift op naar rechts en eindigt als een conservatief politicus. Reagans bijnaam luidt The Great Communicator, omdat hij met zijn speeches heel wat mensen aan zijn lippen krijgt. Hij belooft de Amerikanen hun trots weer terug te geven en zegt de economie binnen enige jaren uit het slop te trekken.

Carter probeert de gijzelaars in Teheran vrij te krijgen en stuurt een elite-commando eenheid van het Delta Force naar Iran (Operatie Eagle Claw). In de woestijn krijgt een helikopter een botsing met een transportvliegtuig en het geheel loopt uit op een fiasco.

De president houdt vanwege de oliecrisis een speech vanuit het Witte Huis om Amerikanen te bewegen zuiniger met energie te zijn. Tevens waarschuwt hij zijn landgenoten dat er meer is dan alleen gelukkig worden van consumeren. Het lijkt tevergeefs, want in de peilingen staat hij een straatlengte achter. Reagan weet linkse Republikeinen en rechtse Democraten achter zich te krijgen.

Reagan wint de verkiezingen met 50.75% van de stemmen tegen 41.01% voor Carter. Reagan krijgt 489 kiesmannen achter zich te krijgen tegen de karige 49 van Carter.

Iran-Contra schandaal

Later komt naar buiten dat gezanten van Reagan hebben onderhandeld met gezanten van de Ayatollah over vrijlating van de gijzelaars. Het resulteert in het Iran-Contraschandaal. De Amerikanen leveren wapens aan Iran. Met het geld dat daarbij vrijkomt steunen ze opstandelingen in Nicaragua die proberen de democratisch gekozen linkse Sandinistische regering af te zetten. Spil in dit verhaal is de voormalige luitenant-kolonel van het Korps Mariniers Oliver North.

Uit persoonlijke notities van de minister van Defensie Caspar Weinberger blijkt dat Reagan weet heeft van de illegale wapenhandel aan Iran. Reagan blijft ontkennen, maar neemt wel volledig de verantwoordelijkheid op zich.

Saillant detail: op de dag van de inauguratie van Reagan worden alle gijzelaars vrijgelaten.

1984: Ronald W. Reagan (R)-Walter F. Mondale (D)

Ronald Reagan wordt zonder veel tegenstand gekozen als presidentskandidaat voor de Republikeinse partij. Mondale, voormalig vicepresident onder Jimmy Carter, heeft het moeilijker. Niet tijdens de voorverkiezingen van zijn partij, maar pas tijdens de Democratische Conventie weet hij zich zeker van kandidaatschap van zijn partij. Modale komt wel met een unicum: hij benoemt een vrouw, Geraldine Ferraro, als kandidaat voor het vicepresidentschap.

Mondale voert een linkse campagne: hij is voor abortus en wil de verhouding met de Sovjet-Unie ontspannen. Hij kondigt bezuinigingen aan evenals belastingverhoging hetgeen niet goed valt bij de Amerikaanse kiezers. Reagan daarentegen wil de belastingen verlagen en de wapenwedloop met de Sovjet-Unie opvoeren. Reagan voert een harde en negatieve campagne.

Born In The USA

Reagan maakt een uitglijder door het nummer Born In The USA van Bruce Springsteen in zijn campagne te gebruiken. Als je echter naar de tekst luistert, gaat het lied over de slechte behandeling van Vietnamveteranen. Springsteen, aanhanger van de Democratische Partij, verbiedt de Republikeinen gebruik te maken van het nummer.

De zittende president is de oudste president ooit die herverkiezing zoekt. Zijn leeftijd en gezondheid komen ter sprake als hij tijdens de tv-debatten meerdere fouten maakt en soms een verwarde indruk maakt. Hijzelf grapt dat hij “de onervarenheid van zijn rivaal niet tegen hem zal gebruiken”.

Reagan wint de verkiezingen met een ruime meerderheid van 58.77% tegen 40.56% voor Mondale en wint maar liefst in 49 van de 50 staten. Hij krijgt 525 kiesmannen achter zich terwijl Mondale er 13 achter zich krijgt.

Reaganomics

Reagan voert tijdens zijn presidentschap het budget voor defensie op. Hij wil een ruimteschild bouwen tegen een Sovjetaanval met nucleaire wapens. Onder Reagan worden ook middellange afstandsraketten in West-Europa geplaatst. Hij begint een oorlog tegen drugs en voert de zogenaamde Reaganomics in: een economisch plan voor deregulatie, belastingverlaging en verlaging van overheidsuitgaven. Het is het begin van een tijdperk waarin veel Amerikanen leningen afsluiten en de regels voor banken worden losgelaten wat uiteindelijk een reden is voor de crisis die begint in 2007. Voorstander van deze economische politiek is onder anderen Milton Friedman die in Nederland in die tijd op de tv te zien is met Free To Choose, uitgezonden door de TROS.

Tevens voert Reagan onderhandelingen met Sovjetleider Mikhail Gorbatsjov hetgeen leidt tot afspraken over beperking van kernwapens, ondanks zijn beleid voor het vermeerderen van kernwapens. Beroemd is zijn roep voor de Brandenburger Tor in Berlijn aan Gorbatsjov om de Muur neer te halen. Vlak na zijn aftreden valt de muur en in 1991 valt de Sovjet-Unie uit elkaar.

1988: George H.W. Bush (R) –Michael S. Dukakis (D)

George H.W. Bush is 2 keer vicepresident geweest onder Ronald Reagan. Hij doet in 1988 een gooi naar het presidentschap voor de Republikeinse partij.
Michael Dukakis is gouverneur van de staat Massachusetts. De Democraten kiezen hem als presidentskandidaat nadat hun eerste keuze Gary Hart moet afhaken wegens een seksschandaal. De keurige zoon van Griekse immigranten wenst niet mee te doen aan een vieze campagne. Dat, terwijl deze campagne net als die daarvoor bol staat van halve en hele leugens van Republikeinse kant. Zo impliceren de Republikeinen dat Dukakis gezondheidsproblemen heeft terwijl daarvoor geen bewijs is. President Reagan noemt hem zelfs een ‘invalide’.

Stripfiguur

Bush, een voormalig piloot van de marine en oorlogsheld, laat zich filmen in een F-16. Dukakis wil niet achterblijven en laat zich filmen in een tank. Op het moment dat de tank met de presidentskandidaat naar buiten rijdt, klinkt een enorm hoongelach van de verzamelde pers boven het zware geronk van het oorlogsvoertuig uit: Dukakis ziet er met zijn helm op en zijn ver vooruitstekende neus uit als een stripfiguur. Die avond zenden de Republikeinen een politieke reclame uit met Dukakis in de tank en daaronder de bewering: ”Amerika kan dit risico niet lopen.”

Willie Horton

De campagneleiders van Dukakis proberen hem over te halen tot het voeren van een meer negatieve campagne. Zo maken de Democraten een reclamespot over het gigantische landhuis van Bush. In die spot wordt de vraag gesteld: “Woont u in zo’n huis?”. Maar weer wil de nette Dukakis daar niet van weten. De Republikeinen gaan door met hun smeercampagne.

Dukakis heeft tijdens zijn gouverneurschap de veroordeelde moordenaar Willie Horton vrijgelaten voor weekendverlof. Tijdens zo’n verlof verkracht hij een vrouw. De Republikeinen brengen dit groot in hun campagne en stellen dat Dukakis veel te slap optreedt tegen criminelen. Ze vergeten gemakshalve te vertellen dat deze wet is aangenomen door Dukakis’ Republikeinse voorganger.

Doodstraf

Tijdens het laatste verkiezingsdebat is de eerste vraag voor de gouverneur van Massachusetts. CNN-journalist Bernard Shaw vraagt hem wat hij zou doen als zijn vrouw Kitty zou worden verkracht en vermoord. Dukakis antwoordt afstandig en analytisch: hij zou, als principieel tegenstander van de doodstraf, nooit de doodstraf eisen. In het Democratische kamp breekt paniek uit en de campagneleidster van Dukakis, Susan Estrich, stelt hardop de vraag: “Hebben we zojuist de verkiezingen verloren?”. Veel Amerikanen zijn voorstander van de doodstraf en eisen een meer emotioneel antwoord van een presidentskandidaat als zijn vrouw zou zijn verkracht en vermoord.

Bush wint de verkiezingen met bijna 80% van de kiesmannen en krijgt landelijk 53,4% van de stemmen. In een interview decennia later met Dukakis stelt de voormalige presidentskandidaat vertwijfeld: “Misschien was ik niet goed voorbereid.”

Tijdens het presidentschap van Bush val de Iraakse dictator Saddam Hoessein Koeweit binnen. Hij wil de olie van het land gebruiken om geld op te strijken voor de 10 jaar oorlog die hij heeft gevoerd tegen de Amerikaanse vijand Iran. Bush vormt een internationale coalitie, krijgt een mandaat van de Verenigde Naties en valt in1991 Koeweit binnen en bevrijdt het land. Tegelijkertijd gaat het economisch slecht met de VS. Hij breekt zijn verkiezingsbelofte door de belastingen te verhogen in plaats van te verlagen.

amerikaanse presidentsverkiezingen

George H.W. Bush

1992: George H. W. Bush (R)-William J. Clinton (D)

Bush is na de overwinning op Saddam Hoessein een gevierd president. Dat duurt niet lang: vanwege de val van de Sovjet-Unie zijn de Amerikanen meer geïnteresseerd in de economische achteruitgang van het land. Bush wint wel zonder problemen de nominatie van zijn partij al moet hij zijn beleid, onder druk van conservatieve tegenstanders binnen zijn partij, naar rechts bijstellen.

Bill Clinton is de gouverneur van de staat Arkansas. Tijdens de campagne stelt hij dat zijn vrouw, de advocate Hillary Rodham-Clinton, als president ook een politieke functie geeft. Ze gaan op campagne voor zijn nominatie met de slogan: “2 voor de prijs van 1”.

Gennifer Flowers

Veel prominentere Democraten zijn huiverig om zich kandidaat te stellen: na de Golfoorlog vindt 89% van de Amerikanen Bush een geweldige president. De jonge, relatief onbekende Clinton doet dat wel. Hij wordt plotseling internationaal bekend als Geniffer Flowers in het openbaar bekent dat ze jarenlang de minnares van de gouverneur is geweest. Clinton ontkent, maar het zal niet voor de laatste keer zijn dat hij in verband wordt gebracht met ontrouw. Clinton wint de nominatie voor zijn partij met ruime meerderheid.

Het verkiezingsjaar begint hoopvol voor Bush, maar als de economie meer en meer in het slop raakt, verdwijnt zijn voorsprong. Bush teert op zijn buitenlandse succes. Zijn campagne is een harde waarin hij Clintons karakter aanvalt op zijn ontrouw, het ontlopen van de dienstplicht tijdens de Vietnamoorlog en diens marihuanagebruik. Daarbij is het echtpaar Clinton verwikkeld in het zogenoemde Whitewaterschandaal, een dubieuze vastgoedinvesteringsmaatschappij.

Clinton weet een deel van de traditionele Democratische kiezers weer achter zich te krijgen die aan het eind van de jaren 60 en begin van de jaren 70 van de partij zijn vervreemd. Hij is voorstander van de doodstraf. Daarnaast heeft hij een plan om de economie uit het slop te trekken hetgeen goed valt bij de achterban.

“Het is de economie, domoor”, is de slogan waarmee Bush om de oren wordt geslagen. Als ook Bush dat doorkrijgt, is het al te laat. Clinton wint de verkiezingen met 43.01% van de stemmen tegen 37.45% voor Bush. Clinton krijgt de stemmen van 370 kiesmannen en Bush moet het doen met 168.

1996: William J. Clinton (D)-Robert J. Dole (R)

In 1994 krijgen de Republikeinen een meerderheid in zowel de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden. Niet in de laatste plaats omdat Clintons vrouw een uitgebreid gezondheidsplan probeert te introduceren waarvan de Republikeinen walgen. “We hebben niet eens voor of tegen haar mogen stemmen”, luidt de kritiek. Het plan gaat kansloos ten onder.

Clinton krijgt het zwaar te verduren in de peilingen. De Republikeinen doen wetsvoorstellen die grotendeels door de president worden tegengehouden door zijn veto. Clinton wint wel de nominatie van zijn partij voor een tweede ambtstermijn met 89% van de stemmen.

amerikaanse presidentsverkiezingen

William J. Clinton

Colin Powell

Generaal Colin Powell is de grootste kanshebber voor de Republikeinse kandidatuur. Hij stelt zich echter niet kandidaat. De Republikeinse Conventie kiest senator Bob Dole uit Kansas met grote meerderheid als hun beoogde kandidaat voor het presidentschap. Hij wil onder meer het economische stelsel van Ronald Reagan, Reaganomics, herintroduceren.
Clinton begint vroeg met zijn campagne en wijst indirect op de leeftijd van de dan 73-jarige Dole die op campagne op klunzige wijze in de staat Ohio van het podium valt. Dole heeft het vaak over zijn rol in WOII en de economische depressie uit de jaren 30. Dat trekt oudere kiezers, maar de jongeren haken af.

Begroting

Door de meerderheid van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden en in de Senaat weten ze de begroting 2 jaar achter elkaar te blokkeren. Daardoor krijgen overheidsmedewerkers hun salaris niet en wordt een aantal tijdelijk naar huis gestuurd. Dit valt slecht bij de Amerikanen en Clinton neemt ruim de leiding in de peilingen die hij ook niet meer afstaat.

Clinton wint de verkiezingen met 49.24% van de stemmen tegen 40.71% voor Dole. De president krijgt de stemmen van 379 kiesmannen, Dole die van 159.

Monica Lewinsky

Tijdens zijn presidentschap krijgt Clinton de economie weer aan de praat. Hij weet vrede op de Balkan te sluiten in Dayton, Ohio, iets wat een verdeeld Europa niet voor elkaar krijgt. Clinton introduceert tevens het idee dat homo’s en lesbiennes zonder problemen als militair kunnen dienen zolang ze het maar niet vertellen en niemand er naar vraagt (“Don’t ask, don’t tell”).

Maar Clinton zal de geschiedenis ingaan als de man van de (vermeende) affaires. Het Huis van Afgevaardigden begint in 1998 een afzettingsprocedure wegens meineed en machtsmisbruik. “Ik heb geen seksuele relaties met die vrouw gehad, miss Lewinsky”, verklaart hij tegen de pers. Later blijkt echter het tegendeel en komt naar buiten dat hij seks met de stagiaire heeft gehad in het Witte Huis.

(Bron: CNN, BBC, Discovery Channel, Whitehouse.gov, VPRO, Wikipedia)

Lees ook De Amerikaanse presidentsverkiezingen van na 1945 deel 1 en deel 3.

Geef een reactie