17 augustus 1945: Indonesië roept de onafhankelijkheid uit
Publicatiedatum: 17 augustus 2020
Op 17 augustus 1945, in 2020 75 jaar geleden, roept de eerste president van Indonesië, Soekarno, de onafhankelijkheid uit en wordt Indonesië een zelfstandig land. Na meer dan 300 jaar komt er een einde aan de Nederlandse overheersing. Nederland kan dat niet accepteren en stuurt tijdens 2 politionele acties duizenden militairen naar Indonesië om de gebieden te heroveren. Onder grote internationale druk gaat Nederland uiteindelijk overstag en erkent ons land op 27 december 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië.
Buitenlandse machten zijn begin 16e eeuw geïnteresseerd in de natuurlijke rijkdommen van Indonesië en dan met name in specerijen. In de 16e eeuw is de specerijenhandel volledig in handen van de Portugezen. Zij zijn de eerste Europeanen die voet aan land zetten in Indonesië. Eind 16e eeuw volgen de Britten en de Nederlanders. In 1563 breekt de Tachtigjarige Oorlog tussen de Nederlanden en Spanje uit. In 1580 valt Portugal in Spaanse handen, waardoor Nederlandse schepen Portugese havens niet meer kunnen aandoen. Daarom besluit Nederland zelf op Indonesië te varen. In 1602 wordt de VOC opgericht om handel te drijven, oorlog te voeren, rechtspraak uit te oefenen en verdragen te sluiten met inheemse vorsten. De VOC verplicht de lokale bevolking kruiden te verbouwen. Nederland regeert met harde hand: de inheemse bevolking wordt bijvoorbeeld gedeporteerd en soms zelfs vermoord.
De VOC heerst in de 18e eeuw slechts over een kuststrook van Java en de stad Batavia. In het binnenland heersen de lokale vorsten. Als gevolg van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog tussen 1780 en 1784 hebben de Britten het Nederlandse handelsverkeer tussen Europa en Azië stilgelegd. Doordat er geen producten meer aankomen in Nederland, loopt de schuld van de VOC op. In 1798 neemt de staat de schulden van de VOC over en wordt de VOC officieel ontbonden.
In 1816 vestigt het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden het gezag over de hele kolonie. Vanaf 1816 luidt de naam Nederlands-Indië voor alle in de Indische Archipel door Nederland gekoloniseerde gebieden die begin 20e eeuw de omvang krijgen van het huidige Indonesië. Deze nieuwe bestuurders raken in conflict met de lokale vorsten over landbouwpolitiek. In 1825 groeit dit uit tot een georganiseerde gewapende opstand onder aanvoering van de Javaanse prins Diponegoro. De Nederlanders willen een weg aanleggen over het graf van zijn voorouders. Maar de belangrijkste oorzaak voor het gewapende conflict is de onvrede van de Javaanse bevolking met het Nederlandse bestuur. De hoge adel en een deel van de boeren ondersteunen het gewapende conflict. Het Nederlandse koloniale leger beschikt over betere wapens, waardoor het alle veldslagen wint. De guerrillaoorlog duurt voort tot 1830 als Diponegoro de strijd staakt en gevangen wordt genomen. De Javaoorlog kost aan ongeveer 200.000 Javanen en aan zo’n 15.000 Nederlandse militairen het leven.
Cultuurstelsel en ethische politiek
Na de overwinning in de Java-oorlog wordt Nederlands-Indië voor Nederland een winstgewest: een gebied dat wordt gebruikt om winst te maken. In 1830 voert Nederland het cultuurstelsel in, waardoor de inheemse bevolking 20 procent van haar grond moet verbouwen voor Europese producten. Deze producten zijn indigo, thee, suiker en vooral koffie. De Amsterdamse koffieveilingen worden wereldwijd beroemd. Alle producten worden door de Nederlandsche Handel-Maatschappij in Europa verkocht en geveild, hetgeen enorme winsten oplevert. De inheemse bevolking lijdt onder armoede en hongersnood. De Nederlandse schrijver Multatuli schrijft in 1860 zijn roman Max Havelaar of de Koffi-Veilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy als aanklacht tegen het cultuurstelsel en corruptie. Het boek speelt een belangrijke rol in de afschaffing van het cultuurstelsel. Nederland verdient goed aan Nederlands-Indië: in sommige jaren is ongeveer een kwart van de inkomsten van de staat afkomstig uit de kolonie. De inheemse regenten profiteren eveneens van het cultuurstelsel. Het cultuurstelsel wordt in 1870 afgeschaft.
Nederland richt zich lange tijd alleen op het eiland Java. De andere eilanden worden met rust gelaten, omdat die meer verlies dan winst zouden opleveren. In 1869 wordt het Suezkanaal geopend en vanaf dat moment verlopen veel scheepvaartroutes door de Straat van Malakka. Nederland verlegt zijn aandacht naar de andere eilanden en verkrijgt in 1871 de soevereiniteit over Atjeh. Zeerovers op Atjeh en op Sumatra belemmeren een veilige scheepvaart. Om de soevereiniteit over Atjeh te doen gelden, veroveren de Nederlanders daarom het paleis van de sultan van Atjeh. Het is niet meer dan een symbolische daad, omdat het verzet tegen de Nederlanders blijft voortduren. Het leger, onder aanvoering van J.B. van Heutsz, weet het verzet te breken. Tijdens de oorlog wordt met zeer veel geweld opgetreden tegen de lokale bevolking.
Nederland verovert de buitengewesten, zoals Sumatra, waardoor het heerst over de hele Indische Archipel. In Nederland gaan in protestantse en progressieve groeperingen stemmen op om de Indische bevolking “op te voeden”, zodat ze beperkte politieke en economische zelfstandigheid ontwikkelen. Rond 1900 is er aandacht voor de verschrikkelijke omstandigheden in de koloniën en wordt de economische uitbuiting van koloniën als negatief beschouwd. Armoedebestrijding, volksonderwijs en de aanleg van irrigatiewegen moeten de economische situatie van de Indische bevolking verbeteren. Hoewel dankzij betere opleiding als gevolg van deze zogenaamde ‘ethische politiek’ een kleine Indische elite ontstaat, blijft de ethische politiek steken in goede bedoelingen vanwege geldgebrek.
De ethische politiek zorgt wel voor een groter zelfbewustzijn onder de Indische bevolking, waardoor de Indonesische nationale beweging ontstaat. De ethische politiek moet voor een beperkte mate van zelfstandigheid zorgen en eventueel leiden tot de onafhankelijkheid. In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw wordt de ethische politiek echter gebruikt tegen de onafhankelijkheid: de voorwaarden waaraan de Indische bevolking moet voldoen om onafhankelijk te worden, worden steeds omvangrijker. Nederland gebruikt het als excuus om de onafhankelijkheid nog niet toe te staan.
Begin vorige eeuw ontstaan de eerste nationale bewegingen die zijn gevormd door westers geschoolde Indonesiërs. In 1908 wordt Boedi Oetomo opgericht, met als streven de opleving van de Javaanse cultuur. In 1912 eist een grotere beweging, Sarekat Islam, democratische invloed. Mohammed Hatta, de latere eerste vicepresident van Indonesië, richt in 1922 de Indonesische Vereniging op, de eerste organisatie die streeft naar onafhankelijkheid van Nederland. Hatta gaat in 1927 de gevangenis in. In 1927 richt de latere eerste president van Indonesië, Soekarno, de Partai Nasional Indonesia op, de Indonesische Nationale Partij. Na een mislukte opstand reageert het Nederlandse bestuur met harde hand op de nationalistische groeperingen. Soekarno verdwijnt in 1930 in de cel.
Aan het eind van de jaren 20 van de vorige eeuw breekt een internationale economische crisis uit. Ook de economie van Nederlands-Indië wordt daardoor hard geraakt. De activiteiten van de nationale bewegingen komen stil te liggen. In september 1939 breekt de Tweede Wereldoorlog uit en in mei 1940 wordt Nederland door de Duitsers bezet. Op 8 maart 1942 bezet Japan Nederlands-Indië. Veel Nederlanders verdwijnen in de zogenaamde Jappenkampen, waar ze vreselijk worden behandeld. De Japanners zeggen voorstanders te zijn van het Indonesisch nationalisme en als gevolg daarvan werken Soekarno en Hatta met de Japanners samen en neemt hun invloed op de politiek in Nederlands-Indië toe. Op 6 en 9 augustus 1945 vernietigen Amerikaanse atoombommen de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki waarna de Tweede Wereldoorlog voorbij is.
Onafhankelijkheid van Indonesië en politionele acties
Op 17 augustus 1945 roept Soekarno de Republik Indonesia uit, de onafhankelijkheid van Indonesië. Soekarno wordt de eerste president, Hatta wordt de eerste vicepresident. Nederland erkent Indonesië niet, maar is als gevolg van de oorlog te zwak om actie te ondernemen en de controle over het land terug te krijgen. Soekarno bouwt een krijgsmacht op. Ook andere nationalisten en jonge revolutionairen, pemoeda’s genoemd, nemen de wapens op. Deze nationalisten willen geen buitenlandse inmenging meer. Tijdens de zogenaamde ‘Bersiap-periode’ vermoorden nationalisten duizenden Nederlanders, Indische Nederlanders, pro-Nederlandse Indonesiërs en Chinezen.
Britse soldaten zijn inmiddels in Indonesië aangekomen. Die kunnen geen einde maken aan de moordpartijen en de chaos. Ook Soekarno heeft geen controle over de situatie. Nederlandse militairen keren in 1946 terug naar Indonesië en herstellen de rust voor een deel. Nederland weet maar een deel van Indonesië te heroveren. Daarom beginnen Nederland en Indonesië met de onderhandelingen in de plaats Linggadjati. Er wordt een staakt het vuren bereikt. Samen met Nederland, Suriname en de Antillen moet Indonesië onderdeel van de Nederlands-Indonesische Unie worden. Beide zijden zijn echter niet tevreden met de gemaakte afspraken en erkennen de uitkomst niet. De spanningen lopen op en Nederland besluit militair in te grijpen. Nederland wil niet van een oorlog spreken en noemt het ingrijpen een ‘politionele actie’. De eerste politionele actie begint op 21 juli 1947, om grote delen van de door Soekarno veroverde gebieden op Java en Sumatra te heroveren. De Verenigde Naties bekritiseren het Nederlandse optreden, waardoor op 5 augustus 1947 een wapenstilstand word afgekondigd.
Nieuwe onderhandelingen leiden tot niets. Gewapende nationalistische groepen blijven Nederlandse militairen aanvallen. De internationale gemeenschap heeft zich inmiddels achter de jonge Republik Indonesia geschaard. Nederland besluit opnieuw tot een militair ingrijpen, de tweede politionele actie genoemd, die begint op 19 december 1948. Nederland neemt Soekarno en andere Indonesische leiders gevangen. Onder druk van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten eindigt Nederland op 5 januari 1949 de tweede politionele actie en erkent het op 27 december 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië.
Na de onafhankelijkheid blijft 1 gedeelte van Nederlands-Indië in Nederlandse handen: de westelijke helft van Nieuw-Guinea behoort nog tot 1962 tot het Koninkrijk der Nederlanden. Begin jaren 60 dreigt Indonesië met een invasie van Nederlands Nieuw-Guinea, waardoor Nederland duizenden militairen naar het gebied stuurt. Uiteindelijk wordt het conflict diplomatiek opgelost en in 1962 valt het ‘laatste bastion in de Oost’ in Indonesische handen.
Tussen 1945 en ongeveer 1965 komen meer dan 300.000 Indonesiërs en Indische-Nederlanders naar Nederland. Het zijn in eerste instantie overlevenden van de Jappenkampen en de Bersiap-periode. Na de politionele acties repatriëren ambtenaren, politieagenten en de rechterlijke macht naar Nederland. Als in 1950 het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger wordt opgeheven, komen de soldaten en hun gezinnen naar Nederland. Tijdens en na de Nieuw-Guinea-kwestie komen meer dan 60.000 mensen vanuit Indonesië naar ons land. De laatste groep die naar Nederland komt bestaat uit zogenaamde spijtoptanten: mensen die na de soevereiniteitsoverdracht voor de Indonesische nationaliteit hebben gekozen, maar die later als gevolg van discriminatie daar spijt van krijgen.
Oorlogsmisdaden, spijt en excuses
De politionele acties liggen in Nederland gevoelig, omdat Nederlandse militairen oorlogsmisdaden zouden hebben begaan. Deze worden ontkend of er wordt als excuus gewezen op de gewelddadige Bersiap-periode. Nederland onderzoekt de beweringen, maar premier Drees besluit de bevindingen niet openbaar te maken. Eind jaren 60 komt Joop Hueting, psycholoog en dienstplichtige die heeft meegevochten tijdens de politionele acties, naar buiten met de bewering dat Nederlandse soldaten oorlogsmisdaden hebben gepleegd. Een aantal zou hebben gemarteld, gemoord en verkracht. Nederland doet opnieuw onderzoek: de historicus Cees Fasseur spreekt van tientallen misstanden. De Nederlandse regering praat niet over oorlogsmisdaden maar over ‘excessen’. In de jaren 80 zegt historicus Loe de Jong dat de Nederlandse oorlogsmisdaden geen uitzondering zijn geweest, maar dat zij systematisch hebben plaatsgevonden.
Nederland erkent lange tijd de onafhankelijksdatum van Indonesië niet en houdt vast aan 27 december 1949 als datum van onafhankelijkheid. Pas in 2005 erkent Nederland, bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, de onafhankelijkheidsdatum van 17 augustus 1945. Ook betuigt hij namens de Nederlandse regering spijt voor de gewelddadigheden en dan met name het bloedbad in het West-Javaanse dorp Rawagede. Nederland betuigt spijt, maar maakt geen excuses voor de gewelddadigheden. In 2011 komen die excuses er wel voor het bloedbad in Rawagede. Tevens betaalt Nederland schadevergoeding. In 2020 volgen schadevergoedingen voor andere oorlogsmisdaden, zoals de executies in Zuid-Sulawesi.
In 2020 maakt koning Willem-Alexander tijdens een staatsbezoek aan Indonesië excuses voor geweldontsporingen tijdens het koloniale verleden van Nederland. Koning Willem-Alexander: “Voor geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in die jaren wil ik hier nu, in navolging van eerdere uitspraken van mijn regering, mijn spijt uitspreken en excuses overbrengen.”
Luister ook naar de podcast: Leven na de oorlog: kinderen van Nederlanders in Nederlands-Indië.
(Bron: Isgeschiedenis.nl, RTL.nl, Indearchipel.com, NPOfocus.nl, RD.nl, Parlement.com, Canonvannederland.nl, Rijksmuseum.nl, Wikipedia, ANP)