Zuid-Europese insecten komen naar Nederland
Publicatiedatum: 13 juli 2017
De aarde warmt op. Dat is op zich niet gunstig, maar daardoor komen er wel steeds meer insecten naar Nederland die voorheen alleen maar in Zuid-Europa leefden. Wij bellen met Garry Bakker van Bureau Stadsnatuur in Rotterdam om te achterhalen welke zuidelijke diertjes ons land hebben gevonden.
Wespspin
“De wespspin is een prachtige, felgekleurde spin die normaal gesproken voorkomt in heel Zuid-Europa. Nu het hier warmer is, worden ze ook steeds vaker in Nederland gesignaleerd. Bloemrijke graslanden zijn favoriet van deze soort. Ze maken mooie webben met een verfijnd werkje erin. Hoewel deze spinnen best groot zijn, zijn ze ongevaarlijk voor de mens. Leuk feitje is dat het vrouwtje veel groter is dan het mannetje en ook veel feller gekleurd. Het kan gebeuren dat zij de mannetjes wespspin na het paren opeet.”
Sikkelsprinkhaan
“De sikkelsprinkhaan heeft heel lange vleugels waardoor hij goed kan vliegen. Dit dier is vanuit Frankrijk langzaam naar het noorden opgerukt en komt tegenwoordig in veel delen van Nederland voor. Hij leeft in grasland, maar ook in wegbermen. Hij valt niet op, want hij is groen, maar u kunt ‘m wel horen. Vooral ’s nachts is-ie actief, al is het geluid zo hoog dat het voor sommige mensen van boven de 50 amper hoorbaar is. De sikkelsprinkhaan is volstrekt ongevaarlijk voor de mens en zal alleen opvallen als hij opvliegt wanneer u door het gras struint.”
Keizersmantel
“Als u een vlinderstruik in de tuin hebt en er zit een grote oranje vlinder op met zilverachtige en groene banen op de onderste vleugels, dan kan dat een keizersmantel zijn. Deze vlinder was tot voor kort zeldzaam in Nederland, maar komt nu vaker voor. Dit komt omdat de zomers en de winters warmer worden. De poppen van deze vlinder kunnen niet tegen extreme kou, waardoor ze voorheen alleen sporadisch in Nederland zijn gezien. Inmiddels is het klimaat hier ongeveer hetzelfde als in het originele verspreidingsgebied (Midden-Frankrijk, red.), waardoor er populaties ontstaan in ons land.”
Op de foto bovenaan dit artikel ziet u een foto van deze vlinder.
Stadsreus
“In de jaren 80 was de stadsreus, een zweefvlieg, zeldzaam in Nederland. Het dier komt nu vaker voor en dat wordt gekoppeld aan het warmere klimaat. De stadsreus is oranje met geel en lijkt een beetje op een bij of een wesp. Ze zien er daarom wat gevaarlijk uit, maar dat zijn ze niet, want ze hebben geen bijtende kaken. Ook hebben ze 2 vleugels in plaats van 4; hier kunt u een vlieg aan herkennen. Ze komen niet op zoetigheid, vlees of afval af, want ze zijn vooral op zoek naar bloemen. Geen overlastgevende diersoort, dus.”
Zuidelijke keizerlibel
“Omdat de waterkwaliteit in Nederland is verbeterd, gaat het goed met de libellen. Het water is hun voornaamste leefgebied. Naast schoner, is het ook warmer, iets waar de zuidelijke keizerlibel van profiteert. 10 jaar geleden was deze libellensoort erg zeldzaam. Als er eentje werd gespot, reisde mensen speciaal daarvoor af naar het desbetreffende watertje. Nu worden ze vaker gezien, zelfs boven stadssingels. De zuidelijke keizerlibel is een groot dier. Met name de mannetjes vallen op door de grote blauwe vlek op het achterlijf. Ze zijn niet zo uitgesproken gekleurd als hun neef de grote keizerlibel, maar ze zijn absoluut een aanwinst voor de Nederlandse sloten. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied is Zuid-Europa, maar inmiddels rukt dit diertje steeds verder op. In Nederland is-ie nu gezien in bijna alle provincies. Alleen in de drie noordelijke provincies komt ‘ie nog incidenteel voor, wellicht omdat de temperatuur van het leefgebied daar een fractie lager is.”
Esdoornmineermot
“De esdoornmineermotten leven in de blaadjes van de esdoorn. De populatie van deze nachtvlinder is de afgelopen jaren gegroeid door het warmere klimaat. De mineermot legt een eitje in de blad van de esdoorn en de rups vreet zich dan in een soort gangenstelsel door dat blad. Uiteindelijk ontstaat zo de vlinder, die je kunt tegenkomen als je ’s avonds buiten een lamp aandoet. In de herfst is het diertje echter het makkelijkste zichtbaar. Dan ziet u ‘m wanneer u een gevallen blad van een esdoorn opraapt.”
Op de foto hieronder ziet u hoe het gangenstelsel van de mineermot eruit ziet.
Met dank aan Garry Bakker.