Klonen voor de biodiversiteit, heeft dat zin?
Publicatiedatum: 3 november 2017
Uitgestorven dieren terugbrengen of geheel nieuwe diersoorten maken: een groep internationale wetenschappers experimenteert hiermee. Zij denken dat dit dé oplossing is voor de achteruitgang van de biodiversiteit op de wereld. Wij spreken met bioloog Barbara Gravendeel over de (on)zin van dit experiment.
Biodiversiteit gaat achteruit
Het gaat al langere tijd slecht met de biodiversiteit op de wereld. Dier- en plantensoorten sterven uit door zaken als massale bomenkap of intensieve visserij. Ook het veranderende klimaat doet de biodiversiteit geen goed, waardoor er steeds meer nog bestaande soorten in gevaar komen. Dat kan zo niet langer, vinden verschillende internationale wetenschappers. De oplossing? Het proberen te klonen van uitgestorven diersoorten en het creëren van hele nieuwe soorten door bestaande met elkaar te kruisen. Zij kunnen ervoor zorgen dat er weer bepaalde planten gaan groeien, is het idee. De eerste experimenten op dit gebied zijn al gestart. Zo is er een Amerikaanse wetenschapper bezig met het terugbrengen van de mammoet, een olifantachtige die al duizenden jaren is uitgestorven.
De mammoet redt het niet alleen
Volgens Barbara Gravendeel, bioloog bij Naturalis Biodiversity Center en Hogeschool Leiden, gaat de mammoet de biodiversiteit op bepaalde plekken niet redden. “De mammoet stond niet op zichzelf en was onderdeel van een heel systeem. Er waren bijvoorbeeld ook de wolharige neushoorn en de oeros. Deze dieren leefden samen op een koude steppe. De mammoet is toen uitgestorven samen met een paar andere soorten die hier leefden, dus alleen de mammoet terugbrengen zal er heus niet voor zorgen dat het hele systeem zich herstelt.” Deze vlieger gaat volgens Gravendeel ook op voor allerlei andere diersoorten.
En niet alleen volgens haar, het blijkt ook uit ander onderzoek. Zij geeft een voorbeeld van een experiment dat is gedaan met rendieren op een toendravlakte: “Daar zijn veel rendieren bij elkaar in een omheind stukje gezet en hebben ze de biodiversiteit vergeleken met die op een niet omheind stukje waar amper dieren lopen. Het bleek dat er alleen iets meer mosjes groeiden in het gebied met minder dieren, maar dat is nog niet hetzelfde als de totale diversiteit aan planten die er ooit voorkwamen.”
Investeren in bestaande biodiversiteit
Gravendeel houdt zich bezig met het onderzoeken van oud-DNA van virussen in planten. Zodoende kan zij zien hoe een ziekteverwekker zich in de loop van honderden jaren heeft ontwikkeld. Daarnaast doet zij onderzoek naar de mammoet, maar ze houdt zich niet bezig met het terugklonen van dit dier. “Ik denk persoonlijk dat het beter is om onze energie en geld te investeren in de biodiversiteit die we nog wél hebben. Zo hebben ze in het Yellow Stone Park in Amerika de wolf geherintroduceerd, die eerder uit het park was verdwenen. Op een gegeven moment zagen ze dat de rivieren hun loop gingen verleggen door de wolf. Dit omdat herten op bepaalde plekken niet meer durfde te drinken of grazen, omdat ze daar vaak werden aangevallen door de wolven. Daardoor moest de rivier anders gaan lopen en groeiden er boompjes op de plekken waar normaal de herten kwamen. Dat geeft wel aan hoe een nog bestaande diersoort biodiversiteit kan beïnvloeden.”
Strenge regels
Volgens Gravendeel heeft deze manier meer kans van slagen dan het herbevolken van natuurgebieden met nieuwe en gekloonde dieren. Mede ook omdat de regelgeving rondom klonen in Nederland erg streng is. “Als je wilt experimenteren met klonen, dan moet je een vergunning aanvragen bij een medisch-ethische commissie. Vervolgens moet je de experimenten helemaal uitschrijven. Deze teksten worden bekeken door de commissie en zij toetsen het plan. Zij kunnen tijdens dit proces ook bij je langskomen of bellen. Pas als zij er zeker van zijn dat er geen grote risico’s aan het project verbonden zijn, krijgt de wetenschapper toestemming om het experiment te doen. Dit gebeurt in een zwaar beveiligd lab waar niets uit kan ontsnappen en waarvan het afval op een speciale manier behandeld wordt, zodat het niet in de buitenlucht komt. Als een wetenschapper dit proces niet doorloopt en publiceert over het experiment, dan krijgt de gelieerde universiteit een boete. En dat is ook niet zo goed voor je eigen reputatie binnen de wetenschappelijke wereld.”
Pretpark-achtig
Deze strenge aanpak wordt ook gehanteerd in veel andere Europese landen, maar niet overal gaat het zo. In sommige delen van de wereld wordt er veel soepeler mee omgegaan. “Zo is er een groep mensen die de berberleeuw wil terugbrengen. Deze leeuw leefde in het Atlasgebergte in Marokko en door deze terug te brengen hoeven mensen niet helemaal meer naar andere Afrikaanse landen te reizen om leeuwen in het wild te zien. Dat komt op ons pretpark-achtig over, maar het levert de arme bevolking ter plaatse wel geld op.”
De strenge regels gelden overigens niet alleen voor klonen, maar ook voor het tot leven wekken van hele nieuwe diersoorten. Dit gebeurt al wel in Nederland, maar puur op experimentele basis. De zogenoemde ‘labratten’ die dan ontstaan, mogen onder geen beding het lab verlaten. Voorlopig hoeven we dus nog niet te rekenen op schapen met giraffennekken in de wei, om maar een voorbeeld te noemen.
Consequenties niet te overzien
Misschien is dat ook maar beter, want het is van eventuele nieuwe soorten niet bekend hoe zij zich gedragen, waardoor het ook gevaarlijk kan zijn om deze los te laten in de natuur. Ook in het geval van gekloonde, uitgestorven dieren is dat zo, want het is onmogelijk om een exacte kopie te maken. Het dier zal altijd enigszins afwijken en daarom is het gedrag dat dit dier vertoont ook niet te voorspellen. “Wij kunnen de consequenties nu nog niet overzien en ik adviseer om een ethische commissie goed naar deze plannen te laten kijken”, besluit Gravendeel.
Met dank aan Barbara Gravendeel.