Reanimatie
Huisartsen, specialisten en verpleegkundigen hebben samen een nieuwe richtlijn opgesteld om als zich een hartstilstand voordoet, snel te kunnen handelen.
Nieuwe richtlijn
Dokters hebben beloofd het leven zoveel mogelijk in stand te houden, dus als zij niets van iemand weten dan starten zij altijd met reanimeren. Dat geldt ook voor ambulancebroeders en voor iedereen die als eerste aankomt.
Bij een hartstilstand verliest men het bewustzijn. Op dat moment is het niet mogelijk om nog iets af te spreken. Als de reanimatie medisch zinloos is, zal de dokter er niet mee starten. Maar het is erg moeilijk om te bepalen voor wie dat geldt. Om snel te kunnen handelen is het belangrijk dat familie en hulpverleners van te voren weten of ze wel of niet moeten reanimeren. Daarom is het goed om met de huisarts, specialist of de verpleegkundige daarover te spreken. Het wordt ook besproken als men wordt opgenomen in een ziekenhuis of wanneer men in een verzorgings- of verpleeghuis gaat wonen.
Het nieuwe advies is om ook bij kwetsbare ouderen met meerdere kwalen die thuis wonen, die vraag te stellen. Wat er besproken is, wordt in het medisch dossier opgenomen. Dan weten alle hulpverleners, maar ook vrienden en familie, waar ze aan toe zijn. Bespreek samen met de huisarts of men bij een hartstilstand wel of niet gereanimeerd wilt worden. Wanneer men hoe dan ook gereanimeerd wilt worden, dan hoeft men niets te doen.
Wat is reanimeren?
Soms stopt het hart met rondpompen van het bloed. Bij een hartstilstand raakt men snel bewusteloos en stopt met ademen. Daardoor komt er geen zuurstof meer in de hersenen. Na vier tot zes minuten zuurstofgebrek raken de hersencellen beschadigd. Als er niets wordt gedaan, overlijdt men waarschijnlijk binnen 10 minuten. Hoe ouder men is, des te groter wordt de kans op een hartstilstand. Een hartstilstand kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer het hart te weinig zuurstof krijgt. Dit komt meestal doordat bloedvaten van het hart dicht gaan zitten. Dan ontstaat een hartinfarct. Ook kan een hartstilstand ontstaan door uitputting van het hart, hartfalen.
Met reanimatie probeert men om het hart en de ademhaling weer op gang te krijgen. Dit gebeurt door hartmassage (stevig ritmisch duwen op het borstbeen om het bloed rond te pompen), door mond-op-mondbeademing (blazen in de mond, zodat er steeds weer nieuwe lucht in de longen stroomt) en met defibrillatie. Door mond op mond beademing en hartmassage wordt geprobeerd zuurstof in het lichaam en vooral in de hersenen te krijgen. Defibrillatie is het geven van één of meer stroomstoten op de borstkas om het hart weer in het juiste ritme te brengen. De reanimatie moet meestal worden volgehouden totdat er een defibrillator (of AED) kan worden gebruikt. In veel kantoren en openbare gebouwen hangt een AED aan de muur.
Overlevingskans
Hoe eerder gestart wordt met reanimeren, hoe groter de kans. Als binnen zes minuten met een AED een stroomstoot gegeven wordt, is de kans dat iemand de hartstilstand overleeft het grootst. Bij kwetsbare ouderen, met meerdere kwalen tegelijk, is er maar een kleine kans dat de reanimatie wordt overleeft. Aan een geslaagde reanimatie kan men ook klachten overhouden. Van de 100 mensen die ouder zijn dan 70 jaar en buiten het ziekenhuis gereanimeerd worden, blijven er gemiddeld 8 in leven. Van de mensen die door de reanimatie nog leven (8 van de 100), houdt de helft ernstige restklachten: ernstige geheugen- en spraakproblemen, verlammingen of zelfs coma. De andere helft houdt dezelfde gezondheid als voor de hartstilstand of lichte restklachten, bijvoorbeeld lichte geheugenproblemen, iets moeilijker kunnen praten en lichte verlamming van een arm of een been. Bij ouderen of ernstige zieken is de kans om een hartstilstand te overleven kleiner. Voor iemand die jonger of gezonder is, zijn de kansen beter. Wanneer men in het ziekenhuis een hartstilstand krijgt is de kans ongeveer twee keer zo groot dat men het gezond overleeft. Ook op het sportveld is de overlevingskans groten. Over het algemeen is daar altijd een AED aanwezig is en zijn er meestal ook mensen die weten hoe een reanimatie gaat.
Niet reanimeren
Voor veel mensen spelen geloof, levensovertuiging, cultuur en (familie)gebruiken een belangrijke rol bij een beslissing over reanimatie. Iemand die aan het einde van zijn leven is, wil misschien liever rustig en op natuurlijke wijze sterven: liefst door familie omringd en zonder extra apparatuur aan het bed. Iemand die kanker heeft en nog maar kort te leven heeft, kan bijvoorbeeld zeggen: ’als mijn hart stilstaat, dan is het genoeg geweest. Wilt u mij alstublieft niet meer reanimeren’. Iemand die 92 is, niet meer alleen uit stoel of bed kan komen en ook niet meer buiten komt, zal misschien zeggen: ‘ik heb een heerlijk leven gehad, ik geniet nu nog van de kleine dingen, maar als mijn hart stil staat, laat me dan maar gaan’. Een gezond iemand van 70 jaar kan zeggen: ‘ik wil geen risico op ernstige gevolgen van de reanimatie lopen. Ik wil daarom niet gereanimeerd worden’. Een gezonde 70-plusser kan bijvoorbeeld zeggen: ‘kan me niets schelen dat ik misschien een lichte verlamming of een spraakstoornis krijg, ik ben pas 78, ik wil leven!’ Er zijn ook ouderen die zeggen: ‘ik wil elke kans benutten om in leven te blijven, hoe klein die kans ook is. Ik wil daarom wel gereanimeerd worden’.
Als u niet gereanimeerd wilt worden, dan is het goed dit met de huisarts te bespreken. De huisarts kan dit in het medisch dossier op laten nemen. U kan ook een niet-reanimeren verklaring opstellen. Informeer ook de mensen om u heen als u een niet-reanimeren verklaring hebt. Leg de verklaring op een plaats waar deze gemakkelijk te vinden is en laat uw omgeving ook weten waar deze ligt of geef hen een kopie. Er bestaat ook een niet-reanimeren penning. Wanneer men die zichtbaar draagt, kunnen bijvoorbeeld ambulanceverpleegkundigen zien dat zij niet moeten reanimeren.
Dit onderwerp is besproken in Tijd voor MAX op 9 april 2013.