Dwangstoornis
Een keertje extra controleren of de voordeur wel écht op slot is. Alleen op de witte strepen van het zebrapad lopen of meteen de handen wassen als men thuiskomt. Iedereen heeft zo zijn eigen rituelen. Maar wat als deze rituelen het leven beheersen en overgaan in een dwangstoornis?
Dwanggedachten
Een dwangstoornis is één van de vele angststoornissen. Zo’n 10% van de mensen heeft last van een angststoornis. Bekende angststoornissen zijn de paniekstoornis, pleinvrees, fobieën voor allerlei zaken, sociale fobie, posttraumatische stressstoornis en de obsessieve-compulsieve stoornis, de term voor de dwangstoornis. Smetvrees is een voorbeeld van een dwangstoornis.
Iedereen is wel eens angstig. Angst is een normale reactie die leidt tot vluchten als er gevaar dreigt. Maar soms is iemand bang zonder dat er gevaar dreigt. Die angst kan onnodig groot zijn en onnodig lang duren, waardoor men daar in het dagelijkse leven last van krijgt. Er ontstaat angst voor de angst.
Bij een dwangstoornis zijn er angstige gedachten die tot een obsessie leiden. Want vaak leiden die dwanggedachten tot dwanghandelingen. Die handelingen ontstaan aanvankelijk omdat ze de angst verminderen, maar groeien uit tot steeds grotere rituelen. Men is dan bang dat er ernstige dingen kunnen gebeuren wanneer men die handelingen niet uitvoert. Ze gaan steeds meer tijd kosten en het dagelijkse leven erg in de weg zitten.
Symptomen
Smetvrees leidt tot was-dwang of schoonmaakdwang. Dit betekent continu de handen wassen, steeds schone kleren aantrekken, niets durven aanraken, vooral niet de deurknop en laat staan iemand een hand geven. Het kan leiden tot urenlang stofzuigen. Het kan zelfs uitbreiden naar het hele gezin. De kinderen moeten bijvoorbeeld de kleren uittrekken als ze buiten hebben gespeeld. Ziekenhuisbezoek is niet mogelijk omdat daar allerlei bacteriën zijn.
Bij andere mensen leidt een angststoornis tot controle dwang. Steeds controleren of de gaskraan dicht zit, of de deur op slot zit, of alles op zijn plaats staat. Kopjes in de kast moeten allemaal in dezelfde richting staan. Kleren moeten allemaal netjes gevouwen op een stapeltje in de kast liggen. En als er eentje verkeerd ligt, moet alles weer uit de kast gehaald en opnieuw gevouwen worden.
Verzameldwang bestaat ook. Mensen die hier last van hebben, kunnen niets weggooien, omdat er dan iets ergs kan gebeuren. Zij hebben bijvoorbeeld een heel huis vol met oude kranten op mooie stapels. Tel-dwang is ook zo iets: altijd rijtjes tellen, altijd bepaalde treden van de trap overslaan.
Oorzaak
Het komt meestal door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. De aanleg is vaak erfelijk: dwangstoornissen komen in sommige families vaker voor. Bepaalde stoffen in de hersenen spelen daarbij een rol: zogenaamde neurotransmitters kunnen invloed hebben op iemands gevoeligheid voor angst en paniek. Sociale factoren zijn ingrijpende gebeurtenissen zoals het overlijden van een dierbare, een bevalling of een ontslag. Psychische factoren zijn bijvoorbeeld slecht raad weten met emoties of spanningen.
De was- en schoonmaakdwang komt meer voor bij vrouwen. Mannen hebben meer last van controle dwang. Ze ontstaan vaak op jonge leeftijd maar kunnen onbehandeld de rest van het leven blijven bestaan. Twee procent van de mensen heeft er last van.
Behandeling
Vaak lukt het om de stoornis lang te verbergen. Want niemand loopt met zo’n dwangstoornis te koop. De omgeving ziet het niet en vindt hoogstens dat iemand erg netjes en geordend is. Die zien niet dat de patiënt er elke dag uren mee bezig is. Het lukt eigenlijk nooit om hier op eigen kracht uit te komen, want de angst voor de angst brengt diegene in een vicieuze cirkel. Het advies is om zo vroeg mogelijk hulp te zoeken, want hoe langer iemand de vreemde gewoontes heeft, hoe langer het duurt om ze af te leren. Bespreek de klachten met de huisarts, bijvoorbeeld aan de hand van een dagboekje waarin staat hoe de dag eruit ziet. En doe ontspanningsoefeningen.
Cognitieve gedragstherapie helpt vrijwel iedereen met een dwangstoornis. De dwanghandeling is aangeleerd gedrag; dat kan men ook weer afleren. Men heeft daarvoor een psycholoog nodig en vaak ook een psychiater die bepaalde medicijnen, zoals antidepressiva, kan voorschrijven. Het kan ook helpen om contact met lotgenoten te hebben. De behandeling vraagt veel tijd en inspanning, maar bij 80% van de mensen verminderen de dwangklachten dusdanig dat er goed mee valt te leven.
Dit onderwerp is besproken in Tijd voor MAX op 13 maart 2012.
Geef een reactie
U moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Alhoewel dit onderwerp 5 jaar geleden aan de orde is,, wil ik hier toch op reageren.
Ik heb een dwangstoornis en dit al sinds mijn 12e ongeveer; ik ben nu 60.
Pas op mijn 35e werd de diagnose bevestigd.
De grootste pijn in deze is het zelf niet begrijpen, de schaamte over al die gekke gedachten en handelingen en het onbegrip van de omgeving. Eenzaamheid is een van de zeer pijnlijke gevolgen ervan.
Het is waar dat er meer bekend is over een dwangstoornis, medicijnen e.d. maar onbegrip is gebleven. Onbegrip bij instanties, maar ook bij de gesstelijke gezondheidszorg.
Over de jaren heb ik via therapie, en ook door eigen ondervinding handvaten ontdekt waarmee ik beter met mijn dwang kan omgaan. Het vrermde is echter
Sorry, geef antwoord via mijn smartphone.
Het vreemde is dat mijn eigen ervaring van wat mij wel/niet helpt, welke hulp beter voor me werkt of niet moeilijk aangenomen wordt.
Leven met een dwangstoornis heeft me zaken ontnomen.
Het heeft me ook veel gegeven. Een dieper begrip van mezelf, van de ander. Leven, ondanks diepe dalen, waar humor mij staande houdt
Ik weet nu dat ik sterker, meer bewust van mijn eigen innerlijke sterkte ben.