Duur 05:10
Gepubliceerd op 19 januari 2010

Carpale tunnelsyndroom

Het carpale tunnelsyndroom (afgekort CTS) ontstaat door een beklemming van één van de zenuwen naar de hand, de nervus medianus, ter hoogte van de pols.

Beklemming zenuw

Het carpale tunnel syndroom (CTS) ontstaat door een beklemming van een van de zenuwen naar de hand: de nervus medianus. Deze zenuw zit ter hoogte van de pols en verloopt daar in een ruimte begrensd door een bindweefselband aan de binnenzijde van de pols (het ligamentum carpi transversum) en de handwortelbeentjes. Deze ruimte heet de carpale tunnel. Hoe de beklemming ontstaat is vaak onduidelijk. Factoren die eraan kunnen bijdragen zijn: werk of sport waarbij de handen en polsen veel gebruikt worden. Maar ook overgewicht, ongevallen of operaties aan de pols in het verleden en sommige ziekten zoals suikerziekte, schildklieraandoeningen en reuma kunnen het syndroom veroorzaken.

Klachten

De meest voorkomende klacht is pijn aan de vingers en in de gehele hand. Soms straalt de pijn uit naar de onderarm. Maar ook tintelingen of een doof gevoel aan de duim, de middelste drie vingers en de handpalm kunnen klachten zijn. Bovendien kunnen de handspieren minder gaan werken waardoor u dingen uit uw handen laat vallen. Over het algemeen is het maar aan één hand, maar het kan ook aan beide handen optreden.

Het is een klacht die vaker bij vrouwen dan mannen voorkomt. Vooral vrouwen tussen de 40 en de 60 jaar oud. Om die reden wordt gedacht dat de hormonen in de overgang een rol kunnen spelen. Maar ook tijdens de zwangerschap ontstaat het vaak. Overigens gaat het in de helft van de gevallen na de zwangerschap vaak over. Bij mannen heeft nog geen 1 op de honderd het syndroom.

Als duidelijk is dat de klachten ontstaan of toenemen na bepaalde werkzaamheden of sportieve activiteiten waarbij de pols intensief wordt gebruikt, is verminderen of zelfs stoppen het proberen waard. Soms verdwijnen de klachten weer vanzelf. Tegen de pijn kunt u paracetamol innemen.

Behandeling

De huisarts zal op grond van uw verhaal en door lichamelijk onderzoek in veel gevallen kunnen vaststellen of er sprake is van een carpale tunnel syndroom. Behandeling is mogelijk met een polsspalk, alleen ’s nachts te dragen, gedurende 3 tot 6 weken. Ook een injectie met een ontstekingsremmende stof (een corticosteroid) kan de klachten verminderen of laten verdwijnen.
Beide behandelingsmethoden geven geen garantie. De klachten komen in een aantal gevallen na verloop van tijd weer terug. De huisarts kan u verwijzen naar een neuroloog bij twijfel aan de diagnose of bij ernstige of niet verdwijnende klachten.

De neuroloog kan door middel van een spierzenuwonderzoek (een EMG, electro myo gram) de diagnose bevestigen. Tijdens een EMG worden door dunne naaldjes elektrische prikkels toegediend aan spieren of zenuwen waarbij de elektrische activiteit van de spier of de geleidingstijd van de zenuw kan worden gemeten. Vooral dit laatste is van belang bij een verdenking op het carpale tunnelsyndroom. Door druk op de zenuw, de nervus medianus, in de carpale tunnel is de geleidingstijd van elektrische prikkels door deze zenuw vertraagd.

De neuroloog kan u vervolgens verwijzen naar een orthopedisch- of neurochirurg. Deze zal door middel van het klieven van de bindweefselband aan de binnenzijde van de pols de zenuw meer ruimte geven. De druk op de zenuw wordt daardoor opgeheven en de klachten zullen over het algemeen snel verdwijnen. Het is een relatief kleine chirurgische ingreep onder plaatselijke verdoving. Hoewel de klachten van voor de operatie snel verdwijnen is de kans op klachten van de ingreep zelf aanzienlijk. De herstelperiode na de operatie kan meerdere weken in beslag nemen.

Dit onderwerp is besproken in Tijd voor MAX op 19 januari 2010.

Geef een reactie

Bekijk ook

Meer