Golftips les 4: De afslag en de baan
In deze les gaan Olga en Tom echt de baan op. Te beginnen met de afslag. Ook over het slaan uit de rough, vanuit schuine ligging en spelen met de wind krijgt u weer veel handige tips.
Tip 1: De grip
Uw grip en gripdruk zijn van grote invloed op de stand van het slagvlak en de balvlucht. Met de volgende oefening kunt u nagaan welke grip voor u het beste aanvoelt en goed resultaat geeft: neem voordat de bal geslagen wordt telkens een andere grip aan. Sla vervolgens met deze verschillende grips ballen van de tee en kijk wat de verschillen in balvlucht zijn. Voel ook welke gripdruk het beste is. Juist wanneer u klachten heeft bij het vasthouden van de stok is het belangrijk om zo te onderzoeken welke grip u het beste past.
Tip 2: De swing
Sommige ouderen vinden het lastig om een goede balans te houden. Voor de golfswing is dit wel heel belangrijk. Daarom is het goed om thuis oefeningen voor de balans te doen, zoals het tandenpoetsen op één been. Op de golfbaan is de volgende oefening nuttig: zet uw voeten dicht naast elkaar en maak enkele rustige swings waarbij u goed in balans blijft staan. Het gaat niet om de afstand!
Tip 3: De driver
Hoe ver u de bal kunt afslaan heeft niets te maken met kracht, maar veel meer met de balpositie ten opzichte van hoe u staat. Dus als u de bal graag wat verder wilt slaan, kunt u de positie van uzelf of de bal veranderen. Wanneer u rechtshandig bent en afslaat met een driver, bepaalt u de balpositie aan de binnenkant van de linker hiel. Hierdoor raakt u de bal meer in de opwaartse lijn. En dat zorgt voor meer afstand. Belangrijk is ook om niet te breed te gaan staan, zodat u gemakkelijker kunt draaien.
Tip 4: Hoog gras (rough)
Als de bal in het hogere gras van de rough ligt, is het lastiger om de bal goed te slaan. Belangrijk is om een kortere stok te kiezen waardoor de bal met minder moeite uit het hoge gras kan worden geslagen. In principe geldt de volgende stelregel: hoe dieper de bal in het gras ligt, hoe korter de stok is die u kiest. Dus hoe schuiner het slagvlak waardoor de bal makkelijker omhoog gaat.
Tip 5: Schuine ligging
Als de bal schuin ligt op de baan dan houdt u zoveel mogelijk de schouders parallel aan de helling, waardoor u minder snel in de grond slaat. De bal kan op verschillende manieren op de baan liggen: uphill, downhill en 2 keer sidehill. Bij de uphill en downhill ligging wilt u zoveel mogelijk de schouders parallel houden aan de helling, waardoor u minder snel in de grond slaat. Bij de sidehill kan de bal boven of onder uw voeten liggen. Als de bal boven uw voeten ligt gaat u rechterop staan en wanneer de bal lager dan uw voeten ligt juist meer gebogen. U past uw bovenlichaam aan aan de helling.
Tip 6: Veel wind
Als er veel wind staat, kan het verstandig zijn om een lage bal te spelen. De lijn van uw bal wordt dan zo min mogelijk door de wind beïnvloed. Met deze oefening kunt u het laag slaan oefenen: leg de bal bij uw rechtervoet. Pak een korte grip en dan rustig ¾ swingen. ‘When its windy or breasy, swing it nice and easy.’