Begrippenlijst MAX Minicollege seizoen 2
Publicatiedatum: 30 september 2019
In MAX Minicollege worden termen gebruikt die niet voor iedereen begrijpelijk zijn. Op deze pagina een verklaring van de woorden per aflevering.
Aflevering 1, seizoen 2
Frontale lob: voorzijde van de hersenen
Pariëtale lob: ruimtelijke informatieverwerking; ook actief bij lopen
Fronto-pariëtale netwerk: samenwerking tussen beide bovengenoemde lobben
Empathie: invoelend vermogen
Creativiteit: men moet een eerder, soms wat ingeroest idee afremmen zodat er meer ‘ruimte’ ontstaat voor het vormen van een nieuw idee.
Fronto-pariëtale netwerk: speelt ook een belangrijk rol bij ‘mental workspace’. Mental workspace betekent dat iemand zomaar op een idee kan komen, zonder een hint van buitenaf. Dus u zit ergens naar te kijken en opeens komt er een idee in uw gedachten. Prachtig toch en ook iets om je over te verwonderen! Dit netwerk speelt overigens ook een grote rol bij aandacht.
Fasciculus Longitudinalis Superior: een lange baan (witte stof dus) die een verbinding legt tussen de frontale lob, de pariëtale lob, de visuele schors en uiteindelijk ook nog met de temporale lob (slaapkwab).
Visuele schors: de schors waarmee u ziet. Ook wel de Occipitale lob genoemd.
Functie witte stof: overbrengen van elektrische signalen van het ene hersengebied naar het andere hersengebied.
Kauwen: er bevinden zich in de hersenen tenminste kauw ‘generatoren’, gebieden die betrokken zijn bij het maken van kauwbewegingen. Eén van die gebieden ligt in de hersenstam, de andere in de motorische schors. De hersenstam is de grote ‘aanjager’ van de hersenschors; Arousal, dus de mate van opwinding, heeft de basis in de hersenstam. Dus kauwen activeert het arousal systeem en daarmee ook de fronto-pariëtale netwerken. Mooi hé!
Aflevering 2, seizoen 2
Kauwgenerator: Motorisch gebied dat een rol speelt bij kauwen, is gelokaliseerd in de hersenstam.
Kauwen is eigenlijk een beetje lopen.
Vaatstelsel: bloedvaten van de hersenen
Grijze stof: de hersengebieden
Witte stof: de verbindingen
Frontaal: voorzijde van de hersenen
Empathie: invoelend vermogen
Linker hersenhelft: belangrijk voor taal; overigens heeft ook de rechter hersenhelft een taalfunctie (meer taalbegrip)
Rechter hersenhelft: belangrijk voor ruimtelijke informatieverwerking
Middle cerebral artery: de middelste van de drie grote bloedvaren. 70 procent van de herseninfarcten komt door afsluiting van dit vat
Anterior cerebral artery: bloedvat dat de voorzijde en binnenzijde van de hersenen van bloed voorziet
Posterior cerebral artery: bloedvat dat de achterzijde van de hersenen (visuele schors) van bloed voorziet. Doorbloeding van middelste bloedvat: deze doorbloeding neemt toe door te kauwen
Cardiovascular responses: reactie van het hartvaatstelsel op kauwen (verbeterde doorbloeding)
Septohippocampal cholinergic system: verbinding tussen het septum en de hippocampus. De neurotransmitter is acetylcholine die zorgt voor de impulsoverdracht.
Hippocampus is een gebied dat een grote rol speelt bij het geheugen. Interessant is dat de hippocampus ook betrokken is bij het navigeren door de ruimte heen; vooral het gebied om de hippocampus heen (parahippocampale gyrus).
Aflevering 3, seizoen 2
Ziekte van Alzheimer: een vorm van dementie
Neuronaal verlies: verlies van zenuwcellen
De hersenschors: betreft de buitenste laag en ook de binnenste laag van de hersenen
Atrofie: verschrompeling van de hersenen.
Amyloid neerslag: eiwitneerslag
Supplementary motor area: een motorisch gebied, bovenin, gelegen in de frontale lob
Kauwen activeert dit gebied
Kleine hersenen (cerebellum): speelt een belangrijke rol bij bewegen, cognitie (nadenken) en emotie
Leeftijdseffect: effect van leeftijd op het effect van bewegen op het functioneren van de hersenen
Hoe ouder men wordt, hoe meer hersengebieden geactiveerd worden door het kauwen.
Ook de prefrontale cortex reageert gunstig op kauwen
Hippocampus: essentieel voor geheugen en voor het bewegen in de ruimte (navigeren).
Heel gevoelig voor de ziekte van Alzheimer.
Soft diet: zacht voedsel
Coronale doorsnede: de hersenen worden doorgesneden en u kijkt er van vooraf in.
Werkgeheugen: korte-termijn geheugen waarvoor inspanning gevraagd wordt.
Bijvoorbeeld het in omgekeerde volgorde nazeggen van een reeks getallen.
Aflevering 4, seizoen 2
REM: Rapid Eye Movements. Tijdens deze periode ontstaat ook de dromen Als u wakker wordt tijdens de REM-periode weet u vaak nog wat u gedroomd heeft.
Hersenstam/pons: Hierin liggen de bronnen van belangrijke neurotransmitters. Onder andere: noradrenaline. Noradrenaline zorgt dat u wakker wordt en blijft en voor arousal (opwinding).
Om te gaan slapen, moet de noradrenaline weer omlaag.
Thalamus: diep in de hersenen. Verwerkt alle sensorische informatie die uit uw lichaam komt, behalve de reuk
Frontaal: voorzijde van de hersenen
Hypothalamus: zetel van de biologische klok
Naam van de klok: nucleus suprachiasmaticus. Actief bij waken en slapen. Via het oog wordt licht onder andere voort geleid naar de nucleus suprachiasmaticus
Epifyse: bron van melatonine; stofje waardoor u gaat slapen. Stuurt dus met behulp van melatonine de nucleus suprachiasmaticus aan om te gaan slapen.
Remming van arousal: vanuit de hypothalamus worden meerdere neurotransmitters geactiveerd, waaronder GABA. GABA heeft een remmende werking op de gebieden die in de hersenstam liggen en die zorgen voor arousal. Met andere woorden: om te gaan slapen, moet uw arousal (staat van opwinding) naar beneden en daarvoor zorgt GABA die vanuit de hypothalamus geactiveerd wordt. Als u wakker wordt, en u gaat piekeren, dan stijgt uw arousal weer en kunt u niet of veel moeilijker in slaap vallen.
Aflevering 5, seizoen 2
Gewone kleding op bed in ziekenhuis: geeft actiever leven in het ziekenhuis
Cognitieve functies: functies zoals geheugen, plannen, lerend vermogen, ruimtelijke functies, taal, rekenen, etc.
Hospitalization: opgenomen worden in, bijvoorbeeld, een ziekenhuis
Hallway ambulation: het bewegen door de hal van het ziekenhuis heen
Mastication: kauwen. Kauwen verhoogt de doorbloeding in de hersenen. Vooral in het middelste grote bloedvat, arteria cerebri media.
Kauwen en hartfrequentie: door te kauwen, neemt de hartfrequentie toe.
Bewegen op de intensive care: juist op deze afdeling zet men zich in om het herstel van de patiënt te bevorderen door op die afdeling al te beginnen met bewegen.
Prefrontal cortical volume: het volume van de prefrontale hersenschors
Cortex (cortical): de hersenschors die gevormd wordt door hersengebieden en de verbindingen daartussen
Bewegen en prefrontale cortex: door te bewegen verbetert de doorbloeding van de hersenen, met name ook van de verbindingen (witte stof). De prefrontale cortex is een van de delen van de hersenen die gunstig reageren op bewegen.
Aflevering 6, seizoen 2
Frontaal: voorzijde van de hersenen
DMPFC: dorsomediale prefrontale cortex
VMPFC: ventromediale prefrontale cortex
Verbindingen frontaal: witte stof die wat betreft doorbloeding gunstig reageert op inspanning, bijvoorbeeld door het bespelen van een instrument
Leeftijdseffect: De verbindingen (witte stof) frontaal kent een leeftijdseffect, dat wil zeggen gaat wat achteruit bij het ouder worden
Hersenontwikkeling: laatste deel van de hersenen dat ontwikkelt is de prefrontale cortex, de verbindingen (witte stof).
Grijze stof: de hersengebieden nemen in volume af, tijdens de ontwikkeling van de hersenen.
Moeite doen: blijkt erg belangrijk bij de vorming van nieuwe verbindingen
Dendrieten witte stof, verbindingen die informatie naar de zenuwcel (neuron) toe brengen
Axonen: voeren informatie van de zenuwcel (neuron) af, naar een volgende zenuwcel bijvoorbeeld.
Corpus callosum: hersenbalk, verbinding tussen linker en rechter hersenhelft waardoor beide hersenhelften met elkaar kunnen communiceren.
Splenium: achterzijde van de hersenbalk, belangrijk voor het uitwisselen van visuo-ruimtelijke informatie, wat u ziet in de ruimte
Visuo-ruimtelijke informatie ook belangrijk bij o.a. rekenen en taal.
Orbita: oogkas
Orbitofrontaal: onderste deel van de prefrontale schors, vlak boven de oogkas
Functie orbitofrontale schors: remming van (emotioneel) gedrag
Verschil amateur en
professionele violist: De professionele violist kan met minder hersengebieden een top prestatie te leveren. Zij/hij houdt energie over nu en kan die energie stoppen in neurale netwerken die de muziek tot het hoogste niveau van genieten kunnen brengen.
Temporopariëtale junction: TPJ (afkorting hiervan). In dit gebied komen heel veel zintuiglijke prikkels binnen: auditief (wat je hoort), visueel (wat je ziet) en somatosensorisch (wat je voelt). Het is dus een heel rijk gebied waar alle zintuigelijke informatie samenkomt!
Aflevering 7, seizoen 2
Pariëtale lob: klaar in de rijping tijdens de adolescentie
Prefrontale lob: klaar in de rijping rond 30ste levensjaar; met name de witte stof, de verbindingen. ‘Neurons that fire, are neurons that wire’
(Donald Hebb): zenuwcellen die vuren, zoeken hun buren. De zenuwcel vuurt het beste, als hij steeds weer net iets anders geactiveerd wordt. Dus veel variatie aanbieden.
SMA: supplementary motor area = een motorisch gebied
Algemene functie frontale lob: filteren van irrelevante informatie zodat alleen relevante informatie overblijft.
Filteren van informatie: essentieel om informatie te kunnen onthouden. Het werkgeheugen is namelijk beperkt in wat onthouden kan worden. U moet dus informatie wat minder belangrijk is, kunnen ‘wegfilteren’ waardoor u dát wat erover blijft, wél kunt onthouden.
Remming: remming en filteren zijn feitelijke synoniemen. U moet dus irrelevante informatie ‘remmen’ om informatie goed te kunnen onthouden. Goed filteren van informatie vermijdt chaos in het denken.
Cortical thickness: dikte van de hersenschors, gunstig als gevolg van het spelen van een muziekinstrument
Visuo-ruimtelijke functies: functies die ook betrokken zijn bij rekenen en taal
Muziek effecten: op het cognitief functioneren van kinderen niet altijd consistent. Dat betekent: niet altijd positieve effecten, ook negatieve effecten
De-activatie: activiteit in bepaalde hersengebieden gaat naar beneden
Myotone dystrofie: zeldzame erfelijke aandoening van het bewegingsapparaat; soms ook gepaard gaand met cognitieve achteruitgang
Aflevering 8, seizoen 2
Hersenstam: plaats waar de klanken binnenkomen
Hier liggen ook hersengebieden die de basis vormen van ‘arousal’. Arousal betekent ‘opwinding’, verhoging van de activiteit in de hersenschors. Ook wel ‘Alertheid’ genoemd. Muziek kan dus uw alertheid/arousal verhogen.
Auditieve schors: deel van de hersenschors (slaapkwab) waar uiteindelijk de klanken vanuit de hersenstam aankomen
Hersenzenuw nr.7: nervus Facialis, speelt een belangrijke rol bij uw mimische spieren. Spieren in het aangezicht.
Hersenzenuw nr. 11: nervus Accessorius, speelt een belangrijke bij bewegen van nek en schouders.
Entrainment: het ritme van uw hart en ademhaling gaan synchroon lopen met het ritme van de muziek. Zo kunt u weer rustig worden als u naar rustige muziek luistert.
Thalamus: gebied diep in de hersenen dat alle gevoelens vanuit uw lichaam verwerkt en daarna doorstuurt naar de hersenschors (behalve de reuk).
Cerebellum: de kleine hersenen. Heel belangrijk voor de timing tijdens het bewegen. De kleine hersenen coördineren ook de emoties, motoriek én cognitie! Dus als u beweegt op muziek, dan doen de kleine hersenen zeker mee.
Sensorische en motorische schors: alles wat u voelt uit uw lichaam, gaat via de thalamus naar de schors. Onder andere naar de motorische en sensorische schors. Hier vandaan vertrekt een groot motorisch systeem die ervoor zorgt dat u uw handen/armen en benen/voeten kunt bewegen.
Sensorische schors: speelt ook een grote rol bij de tederheid van muziek.
Motorische schors: speelt een grote rol bij de spanning van muziek. Muziek kan spannend zijn en dat voelt u als spanning in uw spieren. Overigens doen hierbij ook de basale ganglia mee. De basale ganglia liggen onder de schors.