Diagnose, behandeling en begeleiding
Publicatiedatum: 26 september 2016
Om ondervoeding vast te kunnen stellen zijn verschillende screeningtools opgesteld. De bekendste hiervan zijn de SNAQ65+ (Short Nutritional Assessment Questionnaire voor 65-plussers), de MUST (Malnutrition Universal Screening Tool en de MNA-SF (Mini Nutritional Assessment –Short Form).
Het zijn alle drie korte vragenlijsten waarmee de huisarts of diëtiste kan vaststellen of iemand ondervoed is. Kort samengevat worden de volgende criteria gehanteerd:
- Een BMI (Body Mass Index) kleiner dan 20,0 (gewicht in verhouding tot lichaamslengte)
- Onbedoeld gewichtsverlies van meer dan zes kilogram in de laatste zes maanden of meer dan drie kilogram in de laatste maand.
- Een bovenarmomtrek die minder is dan 25 centimeter.
Bent u benieuwd of u ondervoed bent? Doe de zelftest op MAX Vandaag.
Herkenning en behandeling
Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding is essentieel. Uit diverse studies naar de effecten van het screenen en vroeg behandelen van ondervoeding blijkt dat een tijdige behandeling leidt tot verbetering van de voedingsinname. Dit heeft stabilisatie van het gewicht of gewichtstoename en een verbetering van de voedingstoestand, spierkracht en kwaliteit van leven tot gevolg. Opsporing en interventie in de thuissituatie, vroeg in het ziekteproces, kan ervoor zorgen dat de ernst van de ondervoeding beperkt blijft.
Screening
Risicogroepen voor ondervoeding zijn onder andere kwetsbare ouderen thuis, in een verzorgingshuis of woonzorgcentrum, patiënten die meerdere ziekten hebben, chronisch ziek zijn of veel medicatie gebruiken. Een eerste stap om ondervoeding aan te pakken is door mensen te screenen op ondervoeding en zo nodig een behandelplan op te stellen. De afgelopen jaren zijn verschillende screeningsinstrumenten ontwikkeld voor de verschillende sectoren van de zorg.
SNAQ
Voor de eerstelijnszorg en thuiszorg kan ondervoeding bij ouderen (mensen ouder dan 65 jaar) gesignaleerd worden met behulp van de SNAQ 65+ (Short Nutritional Assessment Questionnaire for 65+) en bij volwassen (18-65 jaar) met behulp van het berekenen van de BMI en het percentage onbedoeld gewichtsverlies.
De SNAQ 65+ is ontwikkeld voor de groep ouderen die thuis woont en eventueel gebruik maakt van thuiszorg. Het instrument is snel en eenvoudig te gebruiken. In plaats van de BMI is gekozen voor het meten van de bovenarmomtrek, omdat dit met name bij patiënten thuis makkelijker en betrouwbaarder uit te voeren is dan het meten van het gewicht en de lengte en het berekenen van de BMI. Wanneer de eerste vraag een ‘rode score’ geeft, dan hoeven de vervolgvragen niet verder te worden gesteld. Daarmee is de SNAQ 65+ een snel en eenvoudig instrument om af te nemen.
Groen, oranje of rood
Het instrument bevat bovendien een aantal alternatieve vragen als patiënten niet weten of ze zijn afgevallen. Ook de vragen over eetlust en functionaliteit zijn uitgewerkt om ouderen die een verhoogd risico op ondervoeding hebben op te sporen. Op basis van de screeningsuitslag treedt het multidisciplinaire behandelplan in werking:
Bij een SNAQ 65+score ‘groen’ is geen sprake van ondervoeding en hoeft er geen voedingsinterventie te worden gestart;
Bij een SNAQ 65+score ‘oranje’ is sprake van een verhoogd risico op ondervoeding. De patiënt krijgt globale mondelinge en schriftelijke informatie over energie- en eiwitrijke hoofdmaaltijden en tussentijdse verstrekkingen en het advies om zich regelmatig te wegen;
Bij een SNAQ 65+score ‘rood’ is reeds sprake van ondervoeding. Binnen één dag na screening schakelt de arts of verpleegkundige de diëtist in en binnen 2 dagen nadat de patiënt is aangemeld bij de diëtist neemt de diëtist telefonisch contact op met de patiënt. De diëtist bepaalt de voedingstoestand, geeft een uitleg over de behandeling en een eerste globaal advies. Binnen een aantal dagen vindt een eerste consult plaats waarin de diëtist een op de behoefte van de patiënt afgestemde eiwit- en energieverrijkte voedingsbehandeling adviseert. De eerste evaluatie van de behandeling vindt binnen twee tot tien werkdagen plaats.
Eiwitinname
In de behandeling van ondervoede patiënten dient nadruk te worden gelegd op een adequate inname van eiwit en energie. De eiwitbehoefte is verhoogd. Om ervoor te zorgen dat de afbraak van spiermassa zo laag mogelijk wordt gehouden, is het belangrijk om voldoende energie en eiwit te geven. Ondervoede patiënten zijn doorgaans complexe patiënten. De behandeling is daarom ook altijd multidisciplinair van aard en goede samenwerking tussen de verschillende disciplines is essentieel. Het behandelend team streeft ernaar om in zo kort mogelijke tijd de voedingsinname van de patiënt 100% van de vastgestelde eiwit- en energiebehoefte te laten zijn.
Behandelplannen
Ook hiervoor zijn verschillende behandelplannen opgesteld. Aan de hand van de hoeveelheid eiwitten die de patiënt op dat moment binnenkrijgt, wordt een eventueel behandelplan opgesteld.
- Bij 100% inname van de vastgestelde behoefte wordt de eiwit- en energierijke voeding gecontinueerd. Monitoring van de inname blijft gewenst.
- Bij 75 – 100% inname van de vastgestelde behoefte bestaat het behandelplan uit eiwit- en energierijke voeding in de vorm van verrijkte hoofdmaaltijden, tussentijdse verstrekkingen en eventueel drinkvoeding. Binnen 7 tot 10 dagen wordt het behandelplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Ook na de evaluatie van het behandelplan blijft monitoring van de inname gewenst.
- Bij 50% – 75% van de vastgestelde behoefte is het advies drink- en/of sondevoeding naast eiwit- en energierijke voeding. Binnen 4 tot 7 dagen wordt het behandelplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Ook na de evaluatie van het behandelplan blijft monitoring van de inname gewenst.
- Ligt de intake lager dan 50% van de behoefte, dan is volledige zondevoeding aangewezen aangevuld met wat per patiënt mogelijk is. Binnen 2 tot 4 dagen wordt het behandelplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Ook na de evaluatie van het behandelplan blijft monitoring van de inname noodzakelijk.
Benieuwd of u ook ondervoed bent? Doe de zelftest op MAX Vandaag.
Let op: behandeling van ondervoeding dient altijd via een arts en een gecertificeerd diëtist te gaan. Ga hier niet zelf mee aan de slag.
(Bron: Stuurgroep Ondervoeding)