Technische wonderen in Olympisch Tokio
Publicatiedatum: 5 januari 2016
In 1964 sliep ik een maand lang in een kleine kamer samen met Herman Kuiphof, die jaren lang een beroemde sportcommentator bij de NOS zou worden. Voor enige duidelijkheid: we hadden ieder een bed. We waren in Tokio. Hoe kwam ik daar nou terecht? Eenvoudig.
In 1964 stonden de Hilversumse zuilen nog stevig overeind. Voor grote gebeurtenissen zoals de Spelen moest elke omroep een commentator afstaan. Voor de VARA zou dat Bob Spaak zijn, maar ja, die werkte nog bij de radio en ik deed wel mee aan zijn sportrubrieken naast mijn andere werk. Of ik niet wilde gaan? Ik vond het al lang best.
Herinneringen aan Tokio zijn niet allemaal vrolijk van aard. Als commentator moest je wel tachtig keer per dag je perskaart laten zien. Je plek in een stadion mocht je niet verlaten voor een wedstrijd afgelopen was. Ik moest samenwerken met Vlaamse collega’s en we werden maar geen vrienden.
Maar gelukkig was er meer te beleven. Twee technische wonderen. Geen logge microfoons, maar flinterdunne plastic ’takjes’ die aan een fraaie honkbalpet bevestigd waren en voor je mond eindigden. Met de pet op en het microfoontje voor de mond moesten we bij wijze van repetitie naar een 100 meter hardloopwedstrijd kijken en commentaar oefenen. Dat ging prima met de ‘proeflopers’. Na afloop moesten we blijven kijken: de race kwam nog eens. Waarom nou toch? Kijk maar, zeiden de Japanse technici. En toen gebeurde het. De race opnieuw… En? In slow motion! Nooit eerder meegemaakt: fantastisch!
En dan om helemaal nooit te vergeten die Nederlandse prestaties die ik me vooral herinner. Erica Terpstra die op een paar Amerikaantjes na de snelste Europese zwemmer werd. wereldtop, dat zeker. En die Utrechter, Anton Geesink. Goud bij het judo! Hij versloeg niet alleen een Japanse grootmeester, nee, hij versloeg Japan.
Ik zag het in een kantine, omdat ik niet de juiste perskaart voor het judo had. Ik juichte in die kantine te midden van Japanners. En zij? Huilden. Eigenlijk een ontroerend gezicht. Maar op de hotelkamer hebben Herman en ik toch maar een flesje open gemaakt. Waarna we weer over voetbal begonnen. Hij over zijn ADO en ik over mijn Feyenoord.