Kijk eens wat vaker omhoog zoals naar de grote Kerk van Breda

Paul Rem: ‘Kijk eens wat vaker omhoog, daar vindt u torenhoge schoonheden’

Wij kijken te weinig omhoog! Zo, dat is maar gezegd. Maar het is wel zo, want op straat hebben we vooral oog voor wat zich op ooghoogte bevindt. En dat is jammer, want er is zoveel moois te zien in de Nederlandse steden en dorpen.

‘Klokkenstoel’

Kijk nou naar de kerktorens. Iedereen kent ze, maar niemand weet precies hoe die zijn ontstaan. Laat ik een duit in het zakje doen. Een kerktoren hoort bij een kerk. Na de val van het Romeinse rijk verdwijnen de tempels en de altaren van de klassieke goden. Vaak werd exact op die plaats een kerkje gebouw, waar de christelijke gebruiken van vieren ging plaatsvinden.

Om de gelovigen te laten weten dat de mis begon, werd een klok geluid. Om het geluid zo ver mogelijk te laten dragen (velen werkten op het land), hing men de luidklok zo hoog mogelijk op. Een kerktoren is dus een ‘klokkenstoel’ zoals dat heet. Hoog in de toren was ook de wijzerplaat te zien. Voor iedereen was dan duidelijk hoe laat het was. In de steden geven de luidklokken gelukkig nog steeds het kwartier, half uur en heel uur aan, niet zelden begeleid door het carillon. Muziek voor iedereen!

Verandering van materiaal

Met zeker gevaar voor het inslaan van bliksem (en dus een verwoestende kerkbrand) werden de torens hoger en hoger. Maar materiaal kost geld. De eerste kerktorens waren van hout, maar die bleken te kwetsbaar. Dus werden ze afgebroken en in steen weer opgebouwd. Vaak gebruikten de middeleeuwers tufsteen, een relatief zachte steensoort die gemakkelijk te bewerken is. Het werd geïmporteerd uit de Eifel, verscheept vanaf de haven van Andernach aan de Rijn, en verhandeld in Utrecht en Deventer. Over de Rijn en IJssel werd het tufsteen verder verscheept naar de bouwplaatsen.

Eén van mijn favoriete bezigheden: een fietstocht door de Betuwe, langs plaatsjes aan de rivieren, waar nog veel van die tufstenen kerktorens te zien zijn. Maar baksteen deed het natuurlijk ook goed. Niet kostbaar want in ruime hoeveelheid te verkrijgen. We gebruikten gewoon onze eigen rivierklei.

Kerktorens in steden

De mooiste kerktorens vind je natuurlijk in de steden. Om de vele inwoners nog beter te laten horen dat de mis een aanvang ging nemen, moesten de luidklokken nóg hoger worden opgehangen. Maar in de middeleeuwse stad had je meer dan één kerktoren. Een stad was kerkelijk gezien opgedeeld in wijken, parochies. Die parochies hadden hun eigen kerken. Maar ook de vele kloosters die veilig  binnen de stadsmuren waren gebouwd hadden hun eigen kapelletje, met een eigen torentje. De belangrijkste en hoogste was natuurlijk de toren van de hoofdkerk, de kerk die gewijd was aan de heilige die de stad aanriep in geval van nood.

De kerktoren was voor iedereen ook een ‘landmark’ dat van grote afstand kon worden gezien. De vele reizigers konden aan de kerktoren in de verte zien waar ze waren en hoe lang de tocht nog zou duren. Hoe hoger de toren, hoe beter men de stad aan de horizon aan de toren herkende. Daarom zag elke kerktoren er anders uit. De toren van de Groningse Martinikerk is een opeenstapeling van al kleiner wordende doosjes, terwijl de Lange Jan van Middelburg laat juist een heel vloeiend silhouet laat zien. Een kerktoren was een visitekaartje van de stad!

Hoofdkerk trots van de stad

De toren van de hoofdkerk is niet alleen de hoogste van de stad, het is meestal ook de mooiste. Want de stad was trots op zijn hoofdkerk en zijn mooie toren. Er werd dan ook veel aandacht besteed aan zijn uiterlijk. Bijvoorbeeld door de toepassing van beeldhouwwerk en kostbare materialen. Neem de torren van de Grote Kerk van Breda, met zijn 97 meter één van de hoogste in ons land. De oude toren stortte in waardoor men kort na 1500 begon met het optrekken van een nieuwe toren, die bekleed werd met het bijna witte kalkzandsteen. Dat werd via de rivieren aangevoerd uit een steengroeve ten oosten van Brussel. De gotische toren is prachtig versierd met pinakels, nissen, bladmotieven en sierranden. Maar daarvoor moet u echt even omhoog kijken!

(Omhoog) kijken en wandelen door Nederlandse steden met Paul Rem

In de reeks Nederlandse Bouwkunst door de ogen van Paul Rem, neemt architectuurhistoricus Paul Rem u mee tijdens een stadswandeling langs deze parels van de stad en vertelt u meer over de historie van de Nederlandse bouwkunst. Maak een virtuele wandeling door Groningen, Haarlem, Utrecht, Hoorn & Enkhuizen, Amsterdam, Maastricht, Leiden, Hilversum, ‘s-Hertogenbosch en Den Haag

Paul Rem is architectuur- en kunsthistoricus en conservator op Paleis Het Loo. Hij is bestuurslid van diverse musea, internationaal erkend expert ‘Oude meubelen’ en lid van het ‘TEFAF vetting committee’. Regelmatig schuift hij aan als tafelgast in Tijd voor MAX.  Maak ook eens een stadswandeling met Paul Rem. Lees hier al zijn columns.

Geef een reactie