Paul Rem: ‘Het oude stadhuis blijft gekoesterd als een dierbaar symbool van de gemeente’
Publicatiedatum: 10 oktober 2024
Bouwkunst is een bijzonder fenomeen. We vinden de gebouwen om ons heen zo vanzelfsprekend, dat we wel mogen stellen dat deze vorm van kunst de meest toegankelijke is. Kerken herken je direct, met of zonder toren. Een klassieke tempel met een beeld van een geblinddoekte vrouw met weegschaal (Vrouwe Justitia) is een gerechtsgebouw. Een paleis heeft een toejuich-balkon en een stal heeft halve deuren zodat het paard naar buiten kan kijken. Bouwkunst spreekt een taal. Vroeger kon niet iedereen lezen of schrijven, maar de functie van een gebouw kon men raden door zijn uiterlijk. En nu, in een tijd dat dat de meeste mensen kunnen lezen, zijn gebouwen nog steeds herkenbaar door hoe ze er uitzien. Neem alleen al een voetbalstadion of een bioscoop.
Stadhuis in Nederlands: symbool van de stad
Eén van de meest bijzondere gebouwen zijn de stadhuizen in de Nederlandse steden. Een verschijnsel uit de late middeleeuwen. Het stadhuis werd het symbool van de stad. Een gemeenschap moet worden bestuurd. De burgemeesters en de raad bestuurden in het stadhuis, een reden waarom een stadhuis ook vaak ‘raadhuis’ werd genoemd. Vaak werd er in het stadhuis ook recht gesproken. In de kelder waren altijd wel een paar cellen tijdelijk bewoond.
Niet zelden was tegen de gevel van het stadhuis een schavot gebouwd voor openbare terechtstellingen. Ook was er plaats voor aankondigingen van stadswege. Na de invoering van de burgerlijke stand door Napoleon verdween de rechtspraak uit het stadhuis, maar er kwamen ook weer nieuwe functies bij: de jonge vader gaf er zijn pasgeboren kindje aan en er werd getrouwd, waardoor een permanente trouwzaal werd ingericht.
Brede gevel met een bordes of balkon
Maar hoe herken je een stadhuis? Allereerst de locatie: loop naar het centrum van de historische binnenstad. Op het centrale plein of aan de breedste straat staan de belangrijkste gebouwen van de oude stad: de waag, de kerk, een overdekte vismarkt en het stadhuis. De waag heeft grote deuren voor het transport van goederen naar de grote weegschaal. De kerk is een hoog gebouw, vaak met spitsboogvensters en een hoge toren. De vismarkt ziet er uit als een klassieke tempel zonder muren en ligt dichtbij een gracht vanwege de aanvoer van vis en de lozing van oud viswater. En het stadhuis? Het stadhuis heeft een hoge en brede gevel met een bordes of balkon, een klokkentoren (voor het aangeven van de tijd en ter waarschuwing bij rampen) en een veld waarin het stadswapen prijkt.
Bijzondere bouwkunst
Een paar willekeurige voorbeelden. In het charmante centrum van IJsselstein staat het stadhuisje dat gebouwd werd op kosten van Willem van Oranje. De gevels vertonen de gebruikelijke vormgeving van de renaissance in Nederland: lagen baksteen die afgewisseld worden met lagen natuursteen. Het speelse effect wordt onderbroken door een deftige ingangspartij met een bordes. En bovenop prijkt een klokkentorentje. Een eeuw later in Amsterdam: het middeleeuwse stadhuis op de Dam was een aan elkaar gebouwd ratjetoe.
Maar toen de stad in de 17de eeuw enorme rijkdommen vergaarde, verlangde het trotse stadsbestuur dat de groei en bloei van de stad tot uitdrukking moest komen in een mooi stadhuis. Méér ruimte en méér grandeur. Dat stadhuis kwam er, al is het nu het koninklijk paleis. Het barokke gebouw heeft niet één enkele hoofdingang, maar zeven gelijke deuren, zodat alle burgers in en uit konden lopen. Bovenop staat de mooie koepel waarin de klokken zijn opgehangen. De ingrediënten herhaalden zich steeds. Neem het gemeentehuisje van het Noord-Hollandse Heiloo. Gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School, in de jaren 1920, ziet het er heel eigentijds uit, maar ook hier weer een bordes, een stadswapen en een klokkentorentje.
Het stadhuis van nu: functionaliteit boven pronk
Na oorlog, met een schaarste aan bouwmaterialen, werd functionaliteit belangrijker dan pronk. Maar ook bij de bouw van het nieuwe stadhuis van Hengelo, in de jaren 50, ontkwam met niet aan herkenbare symboliek. In de monumentale gevel zijn de hoge ramen van de raadzaal goed te herkennen. Het heeft een toejuich-balkon dat handig is bij koninklijk bezoek, een gebeeldhouwd stadswapen en een markante toren die doet denken aan het historische stadhuis van Florence. Tegenwoordig zijn die oude stadhuizen vaak te klein. Onder invloed van de decentralisatie van overheidstaken en de toename van administratieve handelingen, worden nieuwe ‘stadskantoren’ gebouwd aan de rand van de stad, waar meer ruimte is en een betere bereikbaarheid met de auto.
Maar het oude stadhuis blijft gekoesterd als een dierbaar symbool van de gemeente!
Paul Rem is architectuur- en kunsthistoricus en conservator op Paleis Het Loo. Hij is bestuurslid van diverse musea, internationaal erkend expert ‘Oude meubelen’ en lid van het ‘TEFAF vetting committee’. Regelmatig schuift hij aan als tafelgast in Tijd voor MAX. Maak ook eens een stadswandeling langs de Nederlandse bouwkunst met Paul Rem. Lees hier al zijn columns.
(Foto: stadhuis IJsselstein/Shutterstock)