In de nesten
Publicatiedatum: 22 mei 2016
Mijn interesse voor de natuur was al op zeer jeugdige leeftijd aanwezig. Het eerste nestje dat ik uithaalde was er een van onze broedse kip. Ik was een jaar of vier en had gehoord dat er kuikentjes uit de eieren moesten komen. Samen met een even oud vriendinnetje besloten we daar niet langer op te wachten en terwijl zij de kip met de hark tegenhield haalde ik de eieren uit het nest. We namen ze mee naar de zandbak en maakten ze een voor een voorzichtig open. Ik herinner me vaag wat bloederig struif en tikken op de billen toen onze ontdekkingstocht aan het licht kwam. Een jaar of zes later kwam ik trots met de eerste zelf gevonden kievit en grutto eieren thuis maar kreeg van mijn oudere zussen zo op mijn kop dat ik ze spoorslags weer terug bracht. Mijn tien jaar oudere broer had een eierverzameling aangelegd toen dat nog educatief verantwoord was, mits je niet meer dan één ei per nest verzamelde. De twee hoge zwarte dozen vol met zaagsel, door kartonnetjes verdeeld in vakjes, met in elk vakje een uitgeblazen ei, heb ik nog jaren bewaard. De magie van al die verschillende vormen en glanzende kleurtjes was groot. Ik heb destijds die verzameling nog aangevuld met wat ekster en eendeneieren. Aan een kant maakte je een heel klein gaatje om door te blazen, aan de andere kant iets groter om het struif door te persen. Het was de kunst om de druk zo hoog mogelijk op te voeren maar te voorkomen dat de tere eischaal brak en de dooier over je vingers liep.
Nesten zoeken, het was een sport en samen met nog wat lagere schoolvriendjes beklommen we de hoogste bomen op zoek naar kraaien en ekstereieren. Ooit vonden we zelfs het nest van een boomvalk en dat wilden we allemaal zien. Om de beurt beklommen we de hoge es, dus ik ook. Ik viel halverwege uit de boom op een van mijn vriendjes Hij brak mijn val en zijn enkel. Systematisch zochten we de vele heggen af die de IJsseluiterwaarden toen nog rijk waren.
We zagen zwaluwen in een uit een zandafgraving vliegen en vroegen ons af waarom ze dat deden. Toen we twee pasgeboren jongen hadden uitgegraven werd het ons duidelijk dat er zelfs vogels zijn die onder de grond broeden. Echt goed in de nesten kwam ik toen ik ontdekte dat een grote lijster zijn nest laag in een perenboompje in onze tuin had gemaakt. Ik hield het zorgvuldig in de gaten, controleerde regelmatig, dus bijna dagelijks het nest.
Tot op de dag dat de jongen nog niet moesten uitvliegen maar dat wel deden na de heftige alarmratel van de oudervogels die mij hadden ontdekt. Vier jonge grote lijsters stoven in vier windrichtingen uit het nest en ploften op de grond. Welkome prooien voor de buurkatten dus wilde ik ze terug zetten. Telkens als ik de laatste weer terug wilde zetten in het nest vlogen de andere drie in paniek er weer uit. Uiteindelijk is het gelukt maar ik voelde me behoorlijk schuldig en durf, vanwege dit grote grote-lijster-trauma, nog steeds niet in de buurt te komen van een nest met jongen dat op uitvliegen staat.
Maar…ik probeer elk voorjaar toch wel alle nesten in mijn tuin te ontdekken en te volgen. Merels die tot ver in de zomer voor hun zoveelste nest met slierten nestmateriaal langs het keukenraam vliegen worden nieuwsgierig gevolgd. Dat de ene merelvrouw een veel betere bouwvakker is dan de andere staat voor mij vast. Een nest, dat voornamelijk bestond uit oud nat blad, opgepikt langs mijn vijverrand, kieperde al na een paar dagen door overgewicht uit de conifeer. Een ander nest, gemaakt van stevig droog gras in mijn parapluboom gevlochten, heeft de winter in goede staat doorstaan en kan zo weer als fundament dienen voor een volgend nest. Ook het inzicht in de meest geschikte en veilige plek verschilt nogal. Een merelnest verstopt achter in het houthok zit weliswaar hoog en droog maar is voor de geduldige buurpoezen is dat gewoon een feestmaal in wording. Door grof kippengaas voor het nest aan te brengen, waar de merels door kunnen en de poezen niet, probeer ik het ecologisch evenwicht in mijn tuin bewust te ontregelen.
Echt spannend wordt het als ik een bijzondere tuinvogel zie maar de bijpassende nestkast in mijn tuin ontbreekt. Ik duik dan onmiddellijk de schuur in (of het Vogelinformatiecentrum van Vogelbescherming) timmer wat oude planken aan elkaar en kom daar even later met de volgens de boekjes meest ideale nestkast weer uit. Begrepen word ik niet echt. Mijn nestkast voor de gekraagde roodstaart, die elk voorjaar een paar dagen in mijn tuin rondvliegt werd kennelijk afgekeurd en niet betrokken. Na een jaar boomklever (was ik ook heel blij mee) woont er tegenwoordig een spreeuwenechtpaar. Eind februari zit meneer al in de invliegopening te zingen dus daar komt geen gekraagde roodstaart meer tussen. Natuurlijk, ik weet het, een spreeuw is ook heel mooi maar zo’n baltsende gekraagde roodstaartman met al zijn kleur en fleur zo toch ook heel aardig zijn!
Houtduiven tobben ook wat af in mijn tuin. Per paartje minsten vier of zelfs vijf nesten per jaar waarvan de meeste door kauwtjes worden ontdekt, de boom uitwaaien of om andere oorzaken mislukken. De september nesten zijn vaak het meest succesvol en ook afgelopen jaar zorgden ze in de herfst nog voor een voorjaarsgevoel door de twee pas uitgevlogen jongen. Een ervan probeerde precies tussen de drie witte plakvogels op het glazen windscherm door te vliegen. Dat ging niet. Een grote witte poederafdruk op het raam en een beduusd, wat suffige houtduifjong in de dichtstbijzijnde conifeer waren het gevolg. Mijn hond Kobus had het ook ontdekt. De hele zomer had hij de duivenescapades met een hebberige blik, af en toe zelfs op zijn achterpoten lopend om nog wat dichterbij te komen, al gevolgd, maar ze wilden maar niet naar beneden vallen En hier zat er nu eindelijk een binnen hondbereik. De jonge duif voelde zich bedreigd, fladderde weg en plofte midden in mijn vijver tussen de waterlelies Kobus bedacht zich geen moment, plonsde in de vijver, pakte de kletsnatte duif voorzichtig vast en….kwam naar me toe. Als ik snel “aport” had geroepen was het nog echter geweest. Kobus, is een Drentse Patrijs, een echte jachthond dus en heel “zacht in de bek”. Hij gaf de ontredderde duif keurig af. Met een föhn heb ik de grootste schade hersteld en de duif, die nog maar twee staartpennen over had weer hoog in een conifeer gezet.
Het resultaat was positief want we hebben gezien hoe “halfstaart” nog dagenlang, veilig en hoog in de es, met Kobus, nu extra gemotiveerd eronder, werd gevoerd door zijn ouders. Een houtduif, gered door een jachthond, dat zal niet vaak voorgekomen zijn. Wat een vogelaar met een jachthond moet? Ik kan het u van harte aanbevelen want hij ziet de vogels vaak nog eerder dan ik!