Hollanders
Publicatiedatum: 18 oktober 2017
Eens voeren onze voorouders over de wereld en dreven handel. Waar niks te halen was bleven ze maar kort aan wal. De Engelsen deden dat anders. Ze plantten hun vlag en zeiden “dit is van ons.” In Tasmanië ontdekte ik dat geen hond wist dat hun eiland naar de Hollander Abel Tasman vernoemd was. “James Cook was toch de eerste die hier voet aan wal zette?” kreeg ik steevast te horen. Dapper en achteraf bezien aanstellerig en braaf ging ik dan uitleggen wie Abel Tasman was en dat Nederland een groter imperium was geweest dan Engeland. Misschien deed ik dat ook nog in de hoop dat mijn gehoor zou roepen “had die Tasman maar de Hollandse vlag geplant, dan waren we beter af geweest dan met die trotse Engelsen!” Een mens doet vreemde dingen in z’n leven…
We reizen nu onschuldiger
Ons landje is nog steeds klein, op een bol van de wereld kun je het bijna niet vinden, maar we reizen nog altijd over de wereld. Zij het onschuldiger. Zelden ben ik ergens geweest of er waren landgenoten. Sommigen om handel te drijven, de meesten omdat ze net als ik van reizen hielden. Op één van die reizen werd ik geconfronteerd met die typisch Hollandse houding “wie beweert dat iets onmogelijk is? Dat zullen we nog wel eens zien!”
Misplaatste dapperheid
Mijn vrouw en ik reisden door wat toen nog Burma heette. Dat prachtige land werd in die dagen geregeerd door generaals en die hielden de touwtjes zeer strak in hun handen. Vrij rond reizen was niet mogelijk. Iedere toerist kreeg een papier en op dat papier moest je stempels laten zetten zodat de generaals precies wisten waar je was. Wilde je naar de beroemde tempelstad Pagan dan moest je vragen of dat mocht. En daar voelden mijn vrouw en ik niets voor. Wij beschouwden dat als medewerking verlenen aan een verderfelijk systeem. Noem het misplaatste dapperheid. Maar toen waren wij nog jong, rebels en niet van plan de consequenties van onze daden te overzien. Wij huurden met jonge Fransen een jeep en reden diep in de nacht vanuit Rangoon naar Pagan. Af en toe stopte de chauffeur en overhandigde een militair een bedrag en die deed dan net of hij ons niet gezien had. Ik zat boven een pijp waar smerige dieselstank uit walmde en kwam zwak en misselijk na 8 uur aan in Pagan. Na een eerste bezoek aan de tempels was ik genezen.
Trots
Enkele dagen later, vol wonderschoon geluk, stapten we in hetzelfde Toyota trucje, maar helaas dreigde de terugtocht naar Rangoon minder vlot te verlopen dan de heenweg. Het had geregend en niet zo’n beetje, het water kwam met Hollandse bakken uit de hemel. We moesten stoppen toen de weg werd onderbroken door een rivier. Er stonden nog een bus en een truck en de jeugdige rugzakkers die naar buiten kwamen stonden in paniek naar het water te kijken. “I miss my plane!” riep een bebaarde Amerikaan, een Duits meisje vond dat ze niet achter kon blijven en gilde dat ze ontslagen zou worden als ze niet op tijd in haar heimat was, waarop de één na de ander luid uiting gaf aan zijn of haar gevoelens van paniek. En toen gebeurde het! 4 stevige Hollandse jongens drongen naar voren, roepend: “come on boys and girls”, gevolgd door een letterlijke vertaling van “we zullen dit varkentje wel even wassen.” Misschien moet je de leeftijd bereikt hebben om voor Max columns te mogen schrijven om de trots te voelen, die mijn vrouw en ik op dat moment voelden voor die 4 vaderlandse jongens die zo duidelijk getuigden van die eeuwenoude houding van ‘kunnen we die rivier niet over, dat zullen we nog wel eens zien.”
En dan kan iedereen me vertellen dat het met de jeugd de verkeerde kant op gaat, ik blijf geloven dat die geest niet is verdwenen en ook nooit zal verdwijnen.