Gewone vogels bestaan niet!
Publicatiedatum: 12 december 2017
Vogelaars maken onderscheid tussen gewone of algemene vogels en zeldzame vogels. De zeldzaamheidswaarde telt mee bij de emoties die bij de verschillende waarnemingen een rol spelen. Zelf moet ik toegeven dat ik daar ook niet ongevoelig voor ben.
Verrukt
Die enkele keer dat er een visarend, zwarte ooievaar of zoals pas nog, een grote zilverreiger over mijn tuin vloog, rolde ik van opwinding bijna uit mijn tuinstoel. Toch zijn dit niet de waarnemingen waar u het van moet hebben in je achtertuin, want dan duurt het wel heel lang voor u weer eens wat beleeft wat de moeite waard is. Daarom kijk in ook op als er voor de honderdste keer weer een koolmees langs komt, ben ik steeds weer opnieuw verrukt als er een sliert staartmezen door mijn tuin trekt en kijk in nu al weer uit naar het moment dat de eerste koperwieken en kramsvogels zich op de bessen van de vuurdoorn storten.
Slimme huismusman
Het bijzondere van de ‘gewone’ vogels is natuurlijk hun bijzondere gedrag en als u goed oplet ontdekt u de meest spectaculaire dingen. Zo vond ik een paar jaar geleden elke dag een aantal glinsterende libellenvleugels op de stoep en ik brak mijn hoofd over de herkomst daarvan. Wat bleek? In onze tuin komt elke dag een heel slimme huismusman. Hij inspecteert elke ochtend even de oeverbegroeiing van de vijvers op ontpoppende libellen. Deze libellen moeten nog een uurtje drogen voor ze supersnel door het luchtruim schieten. Meneer huismus weet dat en pikt de nog ‘lamme libellen’ van de rietstengels, neemt ze mee naar de stoep, trekt zonder pardon de vleugels eraf en peuzelt ze op. Gewoon, elke dag een libel-ontbijtje!
Van de ‘gewone’ huismus naar de bijzondere klapekster!
Een klapekster zien is voor menige vogelaar hetzelfde als een ‘culinair hoogstandje’ voor een smulpaap. U moet, om ze tegen te komen, de wat uitgestrektere hoogveenvlaktes, de drogere extensieve agrarische landschappen of nieuwe natuurontwikkelingsgebieden voor afstruinen. Op de top van één van de lage stuiken of hoge bomen zit dan, als u geluk heeft, een licht gekleurde vogel van spreeuwenformaat met een zwartwitte rug, een zwart ‘boevenmasker’ en een opvallend lange staart. Die staart zwaait heen en weer als bij een kat die gaat aanvallen en als u dat ziet weet u het zeker: u heeft een klapekster in beeld!
Prooien vastprikken
Zwart-wit, lange staart, wel een beetje een ekster dus, maar heel wat kleiner en… zeldzamer. Voor klapeksters moet u midden in de winter op pad. Het plezierige is dat de overwinteraars, afkomstig uit Scandinavië, hier een voedselterritorium bezetten waar ze soms de hele winter verblijven. Als u dus eenmaal een klapekster gevonden heeft, dan kunt u af en toe nog eens teruggaan naar hetzelfde gebied om nog eens goed te kijken. Ze zijn wat groter dan de grauwe klauwieren en hebben wel dezelfde bizarre gewoonte om gevangen, soms nog levende, prooien op een doorntak of prikkeldraad vast te prikken. Voorraad voor de volgende dag.
U kunt, in het winterhalfjaar voor de klapekster op reis gaan naar het Bargerveen, maar er zijn gelukkig nog wel meer uitgestrekte heide- en veengebieden waar u de klapekster kunt tegenkomen. Ook in de duinen zijn ze te zien, maar ook zag ik ze in het moerasgebied de Oostvaardersplassen langs de Knardijk en in het steppeachtige veld in de Blauwe kamer bij Rhenen.