Er warmpjes bijzitten
Publicatiedatum: 20 oktober 2017
Paleizen zijn enorme gebouwen waar gewerkt, maar vooral ook gewoond wordt. Gedurende eeuwen is het een hele klus de vele ruimtes goed te verwarmen. Daar was speciaal personeel voor, want net als lakeien, hofdames en dienstpersoneel had het ‘haardpersoneel’ een belangrijke taak aan het hof: de vorst ondersteunen. Een stadhouder of een koning hoefde dus niet zelf een blokje op de haard te leggen.
Vuur is duur
In een noordelijk gelegen land als Nederland is het al snel kil in huis. Bij ons, maar zeker ook in een groot koninklijk paleis, waar honderden vertrekken moeten worden verwarmd. Beschikken wij in onze tijd over centrale verwarming, vroeger moest elk vertrek op zijn eigen manier worden verwarmd. En net zoals wij nu letten op stookkosten, is ook vroeger ‘warmte’ altijd kostbaar geweest en verkwistte men geen brandstof. Bomen die in de koninklijke domeinen voor de kap waren bestemd, werden tot haardblokken verzaagd, maar ook zagers kregen loon naar arbeid. De haardblokken werden naar het kasteel of paleis vervoerd en opgeslagen en in de haarden gelegd. Vervolgens was er een ‘vuuroppasser’, die de haard liet brandde en oplette dat het vuur niet uitging. Handelingen waarvoor mankracht en geld nodig waren. Vandaar dat gedurende alle eeuwen geprobeerd werd niet te vroeg, niet te veel en niet te laat te stoken.
De grote paleiszalen hebben nog steeds hun brede deurportalen met dubbele deuren, die een isolerende werking hadden. Zware, gevoerde gordijnen beletten pottenkijkers naar binnen te kijken, maar waren vooral bedoeld op de koude te weren. De kostbare geweven wollen wandtapijten hingen altijd met ijzeren ringen aan haken tegen de kille wanden, zodat zij konden meereizen met de vorst, van paleis naar paleis. Later kwamen houten betimmeringen met wandbespanningen van textiel in de mode. Het zag er mooi uit, maar deze rijkdom was ook bedoeld om het comfort te verhogen. Ook de geknoopte wollen vloerkleden zorgden voor een behaaglijke atmosfeer ten paleize.
Flauwvallende dames
Veel dienstpersoneel zal de warmte van de grote fornuizen in de koninklijke keukens hebben opgezocht om zich ’s winters te warmen, maar de vorst moest zich vooral dik aankleden. Niet zelden werd een tafeltje waaraan hij brieven schreef of een kleine maaltijd gebruikte, in de omgeving van zijn brandende haard geplaatst. Dat spaarde meteen het branden van de dure waskaarsen uit!
Maar kaarsen geven ook warmte. Er zijn verschillende berichten over de grote bals en recepties die de leden van de koninklijke familie gaven in hun betrekkelijk kleine paleizen in de 19de eeuw. Soms waren honderden mensen samengepakt in een balzaal die overvloedig was verlicht door het schijnsel van vele kaarsen in de kostbare kristallen of verguld bronzen kroonluchters. Ook op tafels en buffetten stonden veel-armige kaarsenhouders. De lichaamswarmte en de kunstmatige warmte van het kaarslicht moet verstikkend zijn geweest. Menig dame, ingesnoerd en zwaar gedecolleteerd, zal zijn flauwgevallen.
Schoorsteenmantel als sieraad
Op het familiepaleis Het Loo, waar de Oranje-familie minder ‘staatsie’ hoefde te vertonen dan in de residentie Den Haag, bevindt zich in elke kamer een schoorsteenmantel. En hoe! Stel, je haalt alles uit een kamer weg, dat blijft nóg die schoorsteenpartij over, als monumentaal element in de ruimte. De wand van de haardopening was gevuld met een gietijzeren haardplaat, versierd met het portret van de bouwheer, koning-stadhouder Willem III, omgeven met oranjetakken. De omlijsting zelf was van kostbaar marmer. De haardbetimmering was beschilderd alsof hij van echt marmer was, terwijl boven de haard een spiegel en een schilderij was opgenomen. De 17de-eeuwse koningin Mary II beschikte zelfs over haardgereedschap van zilver! Nog steeds zijn op Het Loo in haar Privé Cabinet de kunstig gedreven zilveren vuurbokken (die er voor zorgen dat de houtblokken niet de kamer in rollen) en haar zilveren blaasbalgje aanwezig. Hier, in deze mooie, intieme kleine ruimte, was zij alleen. Even privé in een wereld waarin iedereen je aandacht opeiste. En hier hield zij dus haar eigen haard brandend. Aan de oude schoorsteenpartijen werden in de 19de eeuw extra planken toegevoegd, om plaats te kunnen bieden aan de grote verguld bronzen pendule en de kandelabers, zoals dat nog steeds te zien is in de Zitkamer van koningin Emma.