Oorlogsherinneringen
Publicatiedatum: 2 mei 2017
De 84-jarige mevrouw Ridder-Bos uit roden stuurde MAX Magazine een handgeschreven brief over haar aangrijpende oorlogsherinneringen. De brief is te mooi om in te korten en te lang om in zijn geheel in het magazine te plaatsen. Om u deze prachtige brief niet te onthouden is hij hier in zijn geheel te lezen.
Aan de redactie van MAX,
Ieder jaar tegen de meimaand denk ik hier weer aan. Toen de Tweede Wereldoorlog begon, was ik 7 jaar. Ik woonde in het dorpje Eefde, wat met meerdere dorpen de gemeente Gorssel vormde. Ik wist niet wat oorlog was, dus vroeg ik het aan mijn moeder, het was 5 uur in de ochtend en ik zwaaide naar een piloot in een laag vliegend vliegtuig, waarop mijn broer riep of ik gek was, want dat was de vijand, het is oorlog zei hij. Vandaag die vraag aan mijn moeder, die antwoordde, dat oorlog zoiets was wat ik nogal eens met mijn broers had. Toen snapte ik het!!
Ons dorp werd veel gebombardeerd, zowel overdag als ’s nachts. Er was een grote kazerne vol met Duitsers, er was de afschietplaats van de V1 en V2, er was het Twente-Rijnkanaal met de sluizen. Bovendien lag de gemeente tussen Zutphen en Deventer in, met veel spoorlijnen. Vooral ’s nachts was ik erg bang. Een doel werd nooit geraakt, maar de burgers in de omgeving wel. De sfeer in het dop werd steeds grimmiger. Mijn vader, die chef van de politie was, moest overal voor op draaien van de Duitsers, als ze panden nodig hadden of andere huizen van de burgers, kwamen ze naar mijn vader, die op zijn fietsje bij de boeren langs ging om hen te waarschuwen.
Tot de Duitsers zoveel fietsen nodig hadden en mijn vader zei:”zie maar dat je ze krijgt.” Dat was dus helemaal mis en als antwoord daarop werd de beste vriend en collega van mijn vader de volgende dag met de ‘Silbertanne’ mond doodgeschoten. Dat heeft mijn ouders erg aangegrepen. Vooral toen de dominee kwam en vertelde, dat mijn vader de volgende op de dodenlijst was. Tegen het einde van de oorlog moesten mijn broers voor de Duitsers werken. Dat wilden ze absoluut niet, dus dat werd onderduiken in het eigen huis. Zij hadden een schuilplek op de vliering,in oude huizen nog een verdieping boven de zolder. Iedereen vroeg mij waar of mijn broers waren. Tja, dat wist ik dus ook niet! Het ging redelijk, tot wij een Duitse officier ingekwartierd kregen. Aangezien hij op de gekste tijden naar ‘zijn kamer’ wilde, werd het een rare toestand.
Toen kregen wij een hond (al jaren een hartwens van mij!!) De bedoeling was dat hij zou blaffen als de ‘vijand’ er aankwam, maar dat deed hij niet. Hij kwispelde en was gek op de ‘vijand’. Op een nacht hoorde ik de ‘vijand’ huilen. Ik vroeg de volgende dag waarom dat was. Hij liet me als antwoord een foto zien van een jonge blonde vrouw en 2 kleine kindertjes, en vertelde dat als hij niet wou vechten hij meteen was doodgeschoten. Hij had niets meer te eten, wij nog wel en mijn moeder vroeg hem bij ons aan tafel. Mijn moeder ging niet alleen iedere zondag naar de kerk, maar leefde als een echten christen. Zij zei, dat je je vijanden niet moet haten, maar delen met wat je had. Zo kwam het dat ik aan tafel zat met links de vijand met een pistool en rechts met vader in uniform, ook met een pistool, en mijn broers op de vliering, en toen dacht ik al dat ik oorlog wel heel zwaar vond, het was ook heel verwarrend. De ‘vijand’ kwam heel vaak zo maar naar binnen en soms konden mijn broers niet meer op tijd wegkomen, dus toen heeft mijn vader het verteld. De ‘vijand’ gaf mijn vader groot gelijk en heeft nooit iets verraden. Hij moest opeens naar de oorlog toe en een fietsje de kan van Lochem op, maar daar stonden de Canadezen al met vlammenwerpers. Dus vermoedelijk zijn ze allemaal omgekomen.
De oorlog heeft grote indruk op mij gemaakt. Ik ben 84 jaar en verbijsterd als ik zie en lees wat de mensen elkaar nog steeds aandoen, maar ik heb heel goed geleerd van mijn moeder wat delen is. Ik zal u een voorbeeld geven:
In het begin van de oorlog kreeg ik 2 nieuwe zomerjurkjes. Wij hadden het niet zo breed, dus ik was de koning te rijk. Tot mijn moeder zei, kijk aan de overkant woont een meisje, die loopt in haar hemdje, dus welk jurkje wil jij weggeven? Ik wou helemaal niks weggeven, maar in de Bijbel staat als jij 2 kledingstukken hebt en een ander niet, dat je dan moet delen. Dus dat heb ik gedaan (eerlijk gezegd niet blijmoedig). Mijn moeder deelde alles wat ze gehamsterd had, aan iedereen, die ziek was, aan de baronesse en aan de vrouw van de fietsenmaker, want iedereen is je naaste. Zij ging met zakjes thee en stukjes zeep op pad. In mijn ogen waren zij echte helden, en ik zal dit ook nooit vergeten. Zij zijn wel heel oud geworden in die 5 jaren.
Ik lees uw blad met heel veel plezier en hoop het nog lang te doen.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw Ridder-Bos
Geef een reactie
U moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Dit is een hele aangrijpende brief.
Ik heb met mijn 60 jaar de oorlog niet meegemaakt.
Alle respect voor U.
Als kind dat na de oorlog geboren is weet ik alleen van de oorlog die door de mensen verteld wordt en wat ik er over kan lezen en zien op oude beelden. Mijn vader en broers zijn de mijn in gegaan als jongen om niet te werkgesteld te worden in Duitsland. Meer heb ik nooit gehoord van ouders, grootouders en overgrootouders.
Hieruit blijkt dat zij ook de verschrikkelijke oorlog hebben overleefd maar nooit iets hebben verteld.
Ik zie de laatste jaren steeds meer dat ouderen hun verhaal vertellen en heb daar grote waardering voor omdat vaak de beleving bij de herinnering komt is het ook voor hen nog steeds heel vaak erg pijnlijk.
Een groet voor mevrouw Ridder-Bos en dank voor het delen van uw herinnering.
Marije
Wat een aangrijpend verhaal van mevrouw Ridder-Bos.
Ik ben geboren in het eerste jaar van de oorlog en herinner me de angstige sfeer in 1944. In de kelder van ons huis baden we hardop, met familieleden en kennissen die er ook kwamen schuilen. Mijn pasgeboren broertje lag in een kistje omdat de wieg de trap niet af kon. Ik was een kleuter en vroeg aan mijn moeder of het bulderen dat we hoorden onweer was of oorlog…
Corine
Dank voor mevr. Ridder-Bos voor dit verhaal uit het hart,
Ik ken de oorlog alleen uit verhalen en filmbeelden, maar altijd weer ervaar ik, dat gewone mensen worden gedwongen, om voor een of andere gek, hun leven te geven. Elke oorlog opnieuw, al duizenden jaren, weten psychopaten de macht te nemen van een bepaald gebied en de bevolking te knechten, voor persoonlijk gewin. De oorlog waar Uw brief over gaat, was een oorlog van een Oostenrijkse gek, die in samenwerking tussen de geallieerden en Rusland werd verslagen. Maar nog maar net na de vrede, heeft een Amerikaanse gek, de oorlog verklaard aan die andere bondgenoot, Rusland, die nog herstellende was van de schade, opgelopen om ons te bevrijden. … Hier wordt het voor mij wazig en begrijp ik iets niet.
Die (koude) oorlog heeft 60 jaar geduurd. Nu is er weer een Amerikaanse gek opgestaan, die vrede en samenwerking wil met de Russen. En nu wordt Europa bang. … Waarvoor? … In mijn ogen omdat ze 60 jaar lang geparasiteerd hebben op de defensie van Amerika, die nu plotseling opgezegd wordt. Amerika heeft 40 jaar lang de Europese landen gesubsidieerd. En al 20 jaar lang voelen we het wegvallen van die subsidie. Nu moet Europa kiezen, of ze sluiten vrede met Rusland en worden vriendjes van Poetin, of ze moeten duizenden miljarden investeren om hun eigen leger op peil te houden. Om deze denkbeeldige vijand op afstand te houden. Het wordt tijd dat we onze geesteszieke leiders, hun eigen oorlog laten uitvechten, in een ring met een knuppel. Dan kost het maar één dode en één gewonde en blijft het onschuldige volk in leven.