Angst voor het spreken van vreemde talen
Publicatiedatum: 19 februari 2017
In de vele vertelavonden die ik gehouden heb over mijn reizen, kwam ik vaak op de angst voor het spreken van vreemde talen. Dat geldt voor Engels, Frans en Duits maar zeker voor bijvoorbeeld, Chinees, Russisch of Swahili.
Ik legde mijn gehoor dan uit dat een leuk onderdeel van reizen juist is het niet beheersen van de taal van het te bezoeken land: “U hoeft er slechts één ding voor te doen: weer kind worden.” Dat eiste uiteraard een verklaring: “Kinderen kennen de schaamte nog niet, ze durven alles, voor creativiteit zijn ze niet bang, ze geven zich spontaan over. Dat is precies wat u moet doen.”
Op een afstand naar ons kijken bleef het niet
In 1987 reisde ik met mijn vrouw en onze 16-jarige zoon door China. Dat deden toen nog zeer weinigen. De Chinezen bekeken ons of we van de maan kwamen. Als we op een pleintje op een muurtje zaten hadden we in mum van tijd een lachende en druk commentaar leverende menigte om ons heen. Helaas, bij op een afstand naar ons kijken bleef het niet. Kinderen waagden het er op en de dappersten trokken aan de haren op onze armen en benen. Wat aanvankelijk leuk en interessant nieuwsgierig leek werd al snel uitermate pijnlijk. Ik wil niet direct Chinezen tot een wreed volk uitroepen maar feit is dat hoe duidelijker wij lieten merken hun interesse voor onze begroeiing niet te waarderen, des te openhartiger werd hun plezier. En woorden om de trekkende en graaiende meute onze bezwaren duidelijk te maken… hadden wij niet.
Kaartjes voor de toeristenboot
Nog een ervaring die logenstraft wat ik met zoveel aplomb in mijn vertellingen beweerde. Ons plan is met een toeristenboot over de beroemde Yangtse rivier te varen. Hoe kom ik zonder een woord Chinees aan kaartjes? Dat betekent rennen van het ene loket naar het andere. Chinezen zijn meestal kleiner dan ik en de loketten bevinden zich op wat bij mij kniehoogte is. Gevolg is dat ik moeilijke gymnastiekoefeningen moet doen om op gezichtshoogte te komen met de man die achter een opening zit die net groot genoeg is een konijn binnen te laten. Op mijn vraag “boot Wuhan?” volgt een blije lach, ik steek 3 vingers op en met de tickets in mijn hand kom ik tevreden terug bij vrouw en zoon. “Ging makkelijk, die man begreep me direct.” Mijn vrouw wil weten of ik een hut geregeld heb waarop ik nonchalant antwoord “uiteraard.”
Eenmaal aan boord wordt mijn vrouw door twijfels bevangen. “Ga es rondlopen, dit heet toch een toeristenboot, ik zie alleen maar Chinezen.” Tegen de nacht stopt de boot. Een meneer antwoordt op mijn vraag of we nu al in Wuhan zijn dat we ons in Fuling bevinden en dat de boot niet verder gaat… Het is gaan regenen, de Chinezen verlaten de boot en daar staan we: groot, zeer blank en eenzaam.
Per bus naar Fuling
Een vriendelijke medewerker van de boot wijst op iets in de verte en zegt “bus.” Er zit niets anders op, wij in de bus, aangestaard door nieuwsgierige passagiers. Als jullie maar van de haren op mijn benen en armen afblijven, denk ik. We stoppen op een plein van wat dan wel Fuling zal zijn. Door de regen sjokken we naar een gebouw dat de pretentie heeft voor hotel te mogen doorgaan. In eigen land zou het wellicht die pretentie niet mogen koesteren. Wij zijn opgelucht naar een kamer verwezen te worden waarin zich 2 duidelijke bedden bevinden.
Voor we onder de dunne dekens kruipen mompelt mijn vrouw “hadden we toch maar die spoedcursus handzaam Chinees gevolgd.” Waarop ik, onwankelbare optimist, antwoord “jij had toch Fuling by night niet willen missen?”
“Voor geen goud”, zucht onze zoon- en slaapt.