Kerstvogels
Publicatiedatum: 19 december 2016
Er zijn een paar vogelsoorten die me altijd een beetje een kerstgevoel geven. Een wolk sijsjes op een donkere novemberdag in de toppen van een elzenhaag, een schitterende goudvink in een winterzonnetje, liefst in een besneeuwde struik en natuurlijk de roodborst die ons uitbundig zingend door de donkere dagen voor kerst heen helpt. Hierbij wat tips om ze nog beter te leren kennen en ze zijn vast ook goed voor uw kerstgevoel!
Sijs lijkt op mees
Het mezengedrag kent u vast wel. Vaak hangen ze ondersteboven aan een dun takje, op zoek naar kleine insecten of bladluizen. Als u de komende weken of maanden ineens tien of twintig van die meesjes in een elzen- of berkenboom ziet hangen, let dan goed op, dan heeft u een groepje sijzen ontdekt. Ze zijn zo klein en onopvallend dat je zelfs een grote groep sijzen gemakkelijk over het hoofd ziet.
Sijzen uit noordelijke streken hebben vaak geen enkele ervaring met mensen en u kunt dus rustig wat dichterbij gaan kijken. Ze zijn zo druk bezig met de zaden uit de elzenproppen te peuteren, dat ze de hele wereld om zich heen lijken te vergeten. Dat ze u zo dicht laten naderen is dus een goed veldkenmerk. Sijsjeslijmers maakten daar vroeger misbruik van. Ze tipten de sijsjes aan met de punt van een bamboestok, die vooraf ingesmeerd was met sneldrogende lijm.
Sijzen zingen als… sijsjes
Het aardige van sijzen is natuurlijk dat ze zingen als sijsjes. En dat doen ze echt, want sijzen lijken elkaar altijd iets te vertellen te hebben. Of ze ook echt naar elkaar luisteren weet ik niet, want ze zingen dwars door elkaar heen. Heel veel korte fluittoontjes met veel “tzee tzee” en snel gebrabbel. Het doet me altijd een beetje denken aan het gezellige babbelliedje van de boerenzwaluw. Gedurende het winterhalfjaar neemt de zang steeds meer in volume toe. Kort voor ze weggaan is het zo krachtig dat het van veraf al te horen is, bijna net zo hard als een groep kwetterende spreeuwen in een kersenboomgaard!
Zwarte petjes en gele strepen
Ik heb u al wel iets over het typische gedrag en het geluid van de sijzen verteld en nog maar weinig over de kleur. Dat is opzet, want in het veld, boven in de boom met eventueel tegenlicht, blijft er van die heldergele kleuren in de vogelgidsen eigenlijk maar heel weinig over. Sijzen ontdek je door op het geluid en gedrag te letten, daarna ga je dichterbij en worden, bij een goede belichting, de kleuren pas zichtbaar. Behalve als ze zo vriendelijk zijn om in de winter op uw voederplaats te komen want dan kunt u ze goed bekijken. Ze hebben ontdekt dat pinda’s ook best heel lekker zijn, en dat pinda’s uit een netje halen veel minder energie kost dan al dat gepeuter in elzenproppen De oranje pindanetjes zijn favoriet (waarom week ik ook niet!) en op de bekende en behendige mezenmanier halen ze daar de pinda’s uit. Af en toe komen ze ook een bad nemen of drinken ze uit onze vijver. Zaadeters, en dat zijn sijzen, let maar op de kegelsnavel, moeten veel vaker drinken dan mezen en merels. Van al die droge zaden krijg je dorst! Sijsjes zijn maar klein, ongeveer pimpelmezen formaat, en door het kleine kopje en de korte staart lijken ze nog kleiner. De helder gele vleugelstrepen vallen vooral op in de vlucht. In het voorjaar wordt het geel steeds geler en het zwarte petje van het mannetje steeds zwarter.
Goudvink is een dikzak
Het klinkt wat oneerbiedig, maar is waar, ik ken geen andere vogel van huismusformaat die er altijd zo pafferig uitziet. Het is net of ze het altijd koud hebben. Daar komt nog bij, dat ze ook een luie indruk maken. Een beweeglijke, drukke, goudvink heb ik nog nooit gezien. Meestal ontdek je eerst het mannetje. De eerste gedachte is dat u te maken heeft met een ontsnapte volièrevogel. Hij ziet er dan ook heel tropisch uit. Meneer heeft een prachtige, bloedrode borst, blauwgrijze rug en gitzwarte kap. Als het zonnetje schijnt spatten de kleuren eraf en kunt u niet om de goudvinkman heen. Het vrouwtje is veel onopvallender. Ze heeft ongeveer dezelfde kleurvlakverdeling, maar alles is veel grijzer en bruiner en de rode borst ontbreekt. Als je de takken van de krentenbomen afspeurt ontdek je meestal nog een paar goudvinken, want ze overwinteren meestal in kleine groepjes.
Haast u niet!
Bij mezen, roodborstjes en vinken moet je alert zijn en goed waarnemen, want ze zijn zo weer verdwenen. Bij de goudvink kunt u op uw gemak de verrekijker van de kapstok pakken en de tuin ingaan, want als ze aan de fruitboomknoppen knabbelen nemen ze daar alle tijd voor. Ze zijn ook helemaal niet schuw en dus van heel dichtbij te bekijken. Als ze er toch vandoor gaan, let dan op de helder witte stuit, die alleen tijdens de vlucht zichtbaar wordt. Een zingende goudvink zal u niet snel naar buiten lokken, ze zingen maar een heel zacht brabbelliedje. Toch is er ooit iemand in geslaagd een goudvink in gevangenschap het Wilhelmus te leren zingen, maar buiten op eigen kracht brengen ze er niet veel van terecht. Als je zo kleurrijk bent is dat voor een goudvinkman misschien ook minder belangrijk.
Toch hoor ik, als ik buiten ben, de goudvink meestal eerder dan ik hem zie. Dat komt omdat ze regelmatig een melancholiek en bijna dromerig “piuuu piuuu” laten horen. Als je dat toontje kunt onthouden zie je heel wat vaker goudvinken dan voorheen. Broeden zullen ze niet zo snel in de tuin, daarvoor trekken ze naar de dichte naaldbossen. Af en toe komen er ook noordelijke goudvinken op bezoek, maar wij moeten het vooral hebben van de goudvinken uit de buurt, die ’s winters op onze tuinen en voedertafels af komen.
Het is dus een zaak van luisteren en opletten in het winterhalfjaar! Zo’n prachtige goudvink op een besneeuwde tak in het zonnetje is dan ook zeker de moeite waard.
De roodborst kent u al
En……. omgekeerd bestaat de kans dat de roodborst u ook kent. Als u in de tuin aan het werk gaat is de roodborst er meestal als de kippen bij om te zien wat u uitspookt. Hoe meer u harkt, spit en schoffelt des te liever het hem is. Zo jaagt u al de insecten en spinnen op die hij of zij na een korte verrassingsaanval naar binnen werkt. Vroeger toen ze nog in de bossen woonden zochten ze de wroetende wilde zwijnen en herten op, nu volgen ze ons.
Als je een poosje naar een roodborst kijkt valt het op dat ze op een heel andere manier voedsel zoeken dan de meeste tuinvogels. Ze hippen niet al pikkend voorwaarts maar jagen meer op roofvogel manier. Even stilzitten, liefst een paar decimeter boven de grond en dan……. een korte duik en de prooi is gepakt. Verder ga ik de roodborst niet uitgebreid voor u beschrijven. Als je heet zoals je eruit ziet heb je geen verdere introductie nodig. Wel was degene die de roodborst ooit zijn naam gaf naar mijn idee een klein beetje kleurenblind. Persoonlijk vind ik de borst van een roodborst nu eenmaal meer oranje dan rood! De houding is meestal hoog opgericht zodat de eventuele buurroodborsten de rode borst, die moet imponeren, goed kunnen zien.
Roodborstkind begint als bruinborst
Pas uitgevlogen roodborsten zie je gemakkelijk over het hoofd. Want een roodborst begint zijn bestaan als bruinborst. Roodborsten zij namelijk zeer onverdraagzame vogels. Door hun specifieke manier van voedsel zoeken kunnen ze geen soortgenoten in hun directe omgeving verdragen. Die zouden de prooien maar opjagen en de jacht verstoren. Zelfs man en vrouw roodborst zijn niet erg intiem met elkaar en het is eigenlijk een wonder dat ze er in slagen een nageslacht voort te brengen. De jongen moeten dus vooral geen agressie oproepen want dan zouden ze omgebracht worden in plaats van grootgebracht en dat komt de soort niet ten goede! Vandaar dat de natuur de jongen pas laat in het jaar, als ze zelfstandig zijn, langzaam naar het echte oranje/rood van de roodborst laat verkleuren.
Roodborst is een echte winterzanger
Er wonen niet zoveel winterzangers in onze achtertuinen en parken die zingen in de donkere dagen voor kerstmis. De winterkoning kan er wat van, de boomkruiper tiereliert soms kort zijn liedje maar verder moeten we toch wachten tot de dagen gaan lengen. Maar de roodborst zingt het hele winterhalfjaar uit volle borst. Hij en zij bezetten elk een winterterritorium waar elke ander roodborst moet wegblijven. Met zang en eventueel pittige gevechten wordt dit verdedigd.
De roodborst is een zangvogel die echt heel goed kan zingen. Krachtig, gevarieerd, vaak en mooi. Het zijn korte klaterende watervalletjes. Telkens gaat de kraan even dicht alsof er moet worden nagedacht over de volgende strofe maar daarna klinkt er weer zo’n pareltje door het bos, park of tuin. Dat is ook gelijk een aardig kenmerk van de roodborstzang, de bewuste, ingehouden stiltes en daarna weer in volume toenemende zang. De oude roodborsten kennen honderden variaties en imitaties maar toch is het parelende grondpatroon wel te herkennen.